Harrie Bielders
Boeken, verhalen, gedachten .......
Wat bepaalt ons karakter?
Dit verhaal is eerder gepubliceerd als hoofdstuk 3 van het boek 'Een trap van steen en wolken: De levensloop van de mens'.
Toen we naar deze aarde kwamen, hebben we een rugzakje meegenomen met allerlei zaken die we nodig hebben om datgene te kunnen realiseren wat we ons voor dit leven hebben voorgenomen. Het is zoals het rugzakje dat we meenemen als we een bergwandeling gaan maken of het koffer dat we inpakken en meenemen als we op reis gaan.
Zo hebben we alle verworvenheden van onze vorige levens meegenomen naar ons nieuwe leven op deze aarde, hebben we tijdens ons geboorteproces allerlei eigenschappen van onze ouders overgenomen in ons DNA en heeft de constellatie van kosmische energie op het moment van onze geboorte ons mede bepaalde karaktereigenschappen meegegeven. Met dit rugzakje beginnen we het voorgenomen leerproces om via onze persoonlijke weg uiteindelijk een meer bewust, vrij en betrokken mens te worden.
Het totale leerproces van ons leven hier op aarde kunnen we vergelijken met ons leerproces zoals we dat we kennen van onze schoolopleiding. In elke klas of periode krijgen we leerstof aangeboden die bij onze leeftijd en ontwikkeling past. Daardoor ontwikkelen we onze kennis en vaardigheden steeds verder en kunnen we vervolgens een verdere stap maken door nieuwe leerstof die voortbouwt op dat we al verwerkt en verworven hebben. Leren, groeien en ons ontwikkelen zijn langzame en geleidelijke processen die stap voor stap verlopen zoals het bouwen van een huis. Je kunt pas aan het dak beginnen als het fundament en de muren klaar zijn. Stappen overslaan kan niet, wel de stappen sneller zetten, maar dan wel zo dat de stevigheid van de constructie wordt gegarandeerd.
We beginnen het leerproces als een hulpeloos wezentje dat stapsgewijs zijn lichaamsfuncties ontdekt en ontwikkelt, daarna zijn denken en voelen, zijn persoonlijkheid en zijn diepste zijn, zijn ziel. Iedereen heeft daarin zijn eigen, specifieke weg te bewandelen met als basis zijn karakter en zijn diepste dromen, waarin zijn levensopdracht verscholen ligt. Het is dan ook van belang om niet alleen zicht te krijgen op onze diepste dromen maar ook op onze karaktertrekken omdat het leren kennen van onze karaktertrekken een belangrijke functie heeft in het proces van bewustwording van wie we zijn, wat onze sterke en zwakke kanten zijn, als een van de voorwaarden om ons verder te ontwikkelen. Ons karakter is niet statisch, we starten met bepaalde karaktertrekken, maar we kunnen ze ontwikkelen. We kunnen ons van onze specifieke karaktertrekken bewust worden en ze bewust inzetten voor een positief en gelukkig leven en de zwakke kanten ervan verbeteren. Het is zaak dat we geen slaaf zijn van ons karakter, dat het niet bepaalt wat we doen, maar dat we ons ontwikkelen tot vrije personen die in alle situaties kunnen zijn zoals ze wensen te zijn: bewust, vrij en oprecht betrokken, hetgeen het uiteindelijke doel van ons leven is.
Ons bewust worden van wie we zijn, wat ons beweegt, is een voorwaarde om vrij te zijn, om te kunnen handelen vanuit onszelf en niet vanuit datgene wat de omgeving van ons vraagt. Vrij zijn op haar beurt is een voorwaarde om echt oprecht betrokken te kunnen zijn op onze omgeving.
Dit verhaal gaat dan ook over wat ons karakter bepaalt en hoe we daar zicht op kunnen krijgen.
1. Temperamenten.
We verschillen niet alleen van elkaar wat betreft onze dromen, maar ook wat betreft ons karakter, onze krachten die dynamiek aan ons leven geven, zoals die zichtbaar worden in de verschillende temperamenten die vooral in onze kindertijd en in bepaalde levensfase uitgesproken of gemengd aanwezig en zichtbaar zijn:
1. Sanguinisch: vurig en energiek; sterk zintuiglijk; alles zien; rusteloos alle details waarnemen; van de hak op de tak springen; vrolijk en sprankelend; dingen los van elkaar zien; een onduidelijk mening hebben; verward; primair reagerend.
2. Cholerisch: duidelijke mening; lichtgeraakt; primair reagerend; ambitieus.
3. Melancholisch: meer naar binnen gekeerd; nadenkend en mijmerend; actief binnenleven; secundair reagerend.
4. Flegmatisch: rustig en kalm reagerend; tevreden en aardig; consistent, ontspannen, betrouwbaar en meelevend.
2. Sterrenconstellatie.
Een aspect dat ons karakter mede bepaalt en dus dynamiek aan ons leven geeft, is, zoals reeds vermeld, de sterrenconstellatie, het sterrenbeeld dat zichtbaar is op het moment van onze geboorte: we zijn onder een bepaald gesternte geboren.
Elk twaalfde deel van het jaar staat de aarde door zijn draaiing binnen het sterrenstelsel tegenover een bepaald stuk van dat sterrenstelsel. Deze 12 stukjes hebben in de Babylonische cultuur in de zevende eeuw voor Christus de namen van dieren gekregen, de zogenaamde dierenriemtekens of sterrenbeelden zoals we die tegenkomen in de astrologie. Als startpunt van de dierenriem werd ca. 300 voor Christus het lentepunt op 0 graden gekozen, het tijdstip (omstreeks 21 maart) waarop de zon in het snijpunt van dierenriem en de hemelevenaar treedt en in het teken Ram staat. Zoals de stand van de maan invloed uitoefent op eb en vloed en dus een specifiek energieveld heeft, hebben ook de verschillende dierenriemtekens hun specifieke energie. De specifieke energie van de verschillende sterrenstelsels blijken invloed te hebben op ons karakter en wel dat van het sterrenstelsel dat op het moment van onze geboorte aanwezig is:
Ram: tussen 21 maart en 20 april.
Stier: tussen 21 april en 21 mei.
Tweeling: tussen 22 mei en 21 juni.
Kreeft: tussen 22 juni en 23 juli.
Leeuw: tussen 24 juli en 23 augustus.
Maagd: tussen 24 augustus en 23 september.
Weegschaal: tussen 24 september en 23 oktober.
Schorpioen: tussen 24 oktober en 22 november.
Boogschutter: tussen 23 nov. en 21 december.
Steenbok: tussen 22 december en 20 januari.
Waterman: tussen 21 januari en 19 februari.
Vissen: tussen 20 februari en 20 maart.
3. Planetentypen.
Naast de verschillende sterrenstelsels of sterrenbeelden kennen we planeten. Dit zijn hemellichamen die om de zon draaien, zoals de aarde. Naast de aarde en de maan kennen we o.a. 6 planeten die vernoemd zijn naar Romeinse goden: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus en Neptunes en 1 planeet die vernoemd is naar een Griekse god, namelijk Uranus. Net zoals sterrenbeelden invloed uitoefenen, is dat ook het geval bij de verschillende planeten. De stand van de planeten heeft gedurende het leven dan ook invloed op ons. De meest bekende invloed is die van de maan op de zeespiegel als de veroorzaker van eb en vloed. De planeten en hun bewegingen bepalen mede onze dynamiek, onze drijfveren en staan voor bepaalde levensenergieën.
Vanaf ons 14de levensjaar ligt de accent op onze persoonsontwikkeling en begint deze zijn eigen kleur te krijgen, een van de vele ‘kleuren’ van de planeten volgens het principe ‘Zo boven, zo beneden’.
Mercurius
Beweeglijk; flitsend als een eekhoorn, je ziet hem even en weg is hij; kent geen rust en wortelt nergens; maakt duizend en een belofte, maar komt ze maar zelden na en zit daar niet mee; hij is niet rancuneus, niet zwaartillend, zijn wereld zit van vergeving in elkaar; hij zet alles in beweging, is een verbeter- en veranderaar, hij zet processen in beweging zoals artsen genezingsprocessen; hij ziet alles; kan analytisch en logies denken; is niet hiërarchisch gevoelig; Mercurius is de god van artsen en handel.
Venus
Straalt zowel in de avond als de ochtend; valt op, niet door spectaculaire maar door kleine dingen, iets speciaals; de werkelijkheid is de wereld van het gevoel; laat sympathie en antipathie duidelijk merken; staat voor smaak, schoonheidsbeleving en zinnelijk genot; er moet iets te beleven zijn, ook aan mensen, aantrekking of afstoting; kan goed gevoelens overbrengen, zowel positieve als negatieve; wil gezien worden; heeft niet toevallig iets aan; gevoelig voor de omgeving; weet precies hoe het met de ander is; niet zacht maar krachtig; zweeft niet maar is praktisch; sfeerscheppend, verzorgend, dienstbaar, omhullend en meegaand; gericht en betrokken bij de ander; verlangt naar vereniging.
Mars
Stampt door het leven, krachtig en doelgericht; gericht op kortetermijnsuccessen; pionierstype; kent twee soorten mensen: mee- en tegenwerkers; driftig, gedreven en passievol; heeft problemen met langdurige statische situaties of verbindingen; werken, praten kan altijd nog; niet diplomatisch, recht op het doel af; begaafdheid van het woord en enthousiasmerend; Mars is de god van de oorlog en strijd.
Jupiter
Heeft vertrouwen en geloof in de zin van het leven; staat voor idealen en waarden en voor het zoeken en vinden van persoonlijke ontwikkeling en levenszin; denker, zoeker en ontwikkelaar; de echte manager en leider die perspectief schept door idealen vanuit een helikopterblik; langetermijndenker; oog voor processen, ontwikkeling; vindt overleg en commitment belangrijk; de ideale gespreksleider; zaken lopen zelden uit de hand; vraagt van zijn medewerkers loyaliteit; heeft een sterke moraal, overtuigingen en rechtvaardigheidsgevoel; staat voor structuren, houvast, stabiliteit; volhardend en consequent met het gevaar van verstarring; heeft zelfkritiek en dekt fouten niet toe; zegt alleen aardige dingen als hij het meent; leider en manipulator en dictator liggen soms gevaarlijk dicht tegen elkaar; maakt vaak een koude, zakelijke en afstandelijke indruk en voelt zich daardoor vaak eenzaam.
Saturnus
Moeilijk om hem echt goed te leren kennen; zwijger; rechtlijnig, dogmatisch; iemand van waarden en normen; stelt grenzen; brengt structuur; doet dingen degelijk, grondig en doorwrocht; er is geen ongeveer; evenwichtig; grote innerlijke trouw; specialist; warm en trouw in relaties; is belangrijk voor de continuïteit en stabiliteit; als kind kun je het nooit goed doen; foute dingen blijven fout; vergeet en vergeeft niet; drukt een zware stempel op het gezin.
Uranus
Rebels, revolutionair, anders durven zijn; als alles volgens de regels verloopt, begint hij zich te vervelen; avontuurlijk en als het mis gaat, had hij de ervaring voor geen goud willen missen; humoristisch; hang naar vrijheid; lastig om vastigheid te vinden in werk, woonplaats of relaties; Uranus hoort bij pubers, rocksterren, komedianten en kunstenaars.
Neptunus
Liefde voor de natuur, liefde voor mensen omdat je mens bent; compassie en empathie; vergeven en ander helpen; drang naar spirituele ontwikkeling, het buitenzintuiglijke en verborgen samenhangen; behoefte aan een hogere macht; de zachtheid en meegaandheid kan uitlopen op onbegrensdheid, zich verliezen in iets buiten zichzelf, zich sterk laten beïnvloeden door anderen en verslaafd worden aan iets of iemand; soms hypersensitief.
De meeste planeten zijn vanaf de aarde zonder sterrenkijker nauwelijks of niet zichtbaar, maar de zon en de maan zijn dat elke dag. Ze geven ons het ritme van dag en nacht, van eb en vloed, van de jaargetijden en van onze kalender en ze hebben hun eigen energie en betekenis.
De zon is geen planeet maar een ster. Ze probeert alle kwaliteiten zichtbaar te maken, belicht alles van alle kanten en staat voor onze persoonlijke ontplooiing. De zon staat voor het vader/mannelijke principe. De zon is het middelpunt waar alle planeten om draaien.
De maan staat voor het moederlijke/vrouwelijke principe, voor het gemoed, gevoelens, onbewuste en instinctieve reacties, voor het vertrouwde, voor de dingen zoals ze gaan, voor het verlangen naar geborgenheid, een thuis en emotionele zekerheid. De maan is de godin van het water, van alles wat vloeit, van het leven zelf, de vertrouwde dingen die elke dag terugkomen in een vertrouwd ritme.
4. Doe-, voel- en denktypes.
Naast aandacht voor de energieën die mede ons karakter en ons leven beïnvloeden, vragen ook nog een aantal andere zaken onze aandacht die we hebben
meegenomen in ons rugzakje en die nauw samenhangen met de opgaven die we ons zelf stelden voor dit nieuwe leven. We volgen tijdens dit stukje van onze ontdekkingstocht naar de menselijke levensloop het boek ‘De dna-code van de ziel’ van William Gijsen en Joke de Wael.
Tijdens ons geboorteproces incarneerden we in een menselijk lichaam, dat wil zeggen dat de essentie van wat we zijn, namelijk onze ziel, zich daarmee verbond. Die verbinding vindt plaats via energievelden rond ons lichaam die we kennen als de lagen van onze aura. Het zijn de voertuigen van de ziel en ze huisvesten het bewustzijn waarin al onze inzichten en ervaringen uit ons verleden zijn opgeslagen en waarin alle ervaringen en inzichten worden opgeslagen die we in dit leven zullen krijgen. Ons bewustzijn is eeuwig. Het reist altijd met ons mee door de verschillende levens.
Onze aura omringt ons stoffelijk lichaam en bestaat uit vier energetische omhulsels:
In tegenstelling tot ons stoffelijke, fysieke lichaam zijn deze omhulsels fijnstoffelijk. Sommige mensen kunnen ze zien als lagen met een bepaalde kleur. Ook kunnen we ze met speciale apparatuur fotograferen en dus zichtbaar maken.
In onze aura ligt als het ware de ontwikkeling van onze ziel. Voordat we incarneren wordt dan ook bekeken welke zielaspecten aandacht vragen om er voor te zorgen dat ze zich in gelijke mate en in onderlinge samenhang ontwikkelen. Dit principe hanteren we ook, als het goed is, tijdens ons gewone leven en is het leidmotief van goede opvoeders en leraren. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat al onze menselijke aspecten worden ontwikkeld in onderlinge samenhang om een evenwichtig en volwaardig persoon te worden. Aan zwakkere aspecten wordt, als het goed is, extra aandacht geschonken. Zo boven, zo beneden, en zo beneden, zo boven.
Om een bepaald omhulsel extra aandacht te geven en het te versterken, kiest de ziel, dus wij, vóór de geboorte een bepaald energietype waarop hij de wereld wil beleven:
Bij elk energietype hoort een actiepatroon waarmee het leven wordt beleefd, waardoor een bepaald omhulsel wordt versterkt: het doe-type versterkt het mentale omhulsel, het voel-type het astrale omhulsel en het denk-type het causale omhulsel.
Het doetype.
Deze mensen houden zich hoofdzakelijk bezig met de concrete, tastbare wereld en manifesteren en bewegen zich daarin. Ze DOEN en versterken hierdoor het mentale omhulsel.
Ze streven ernaar om hun behoeftes en verlangens te vervullen waarin alles wat tastbaar is centraal staat. Ze willen iets creëren, ze willen ondernemen, stilzitten is niet aan de orde. Als ze in een conflictsituatie terecht komen is hun eerste reactie iets doen, bijvoorbeeld weglopen of het gras gaan maaien. Al doende komen ze geleidelijk bij hun gevoel en gaan ze nadenken over de situatie. Dit is voor hen de enig juiste weg om uit het conflict te geraken: DOEN en vervolgens VOELEN en dan DENKEN.
Kinderen die tot dit type behoren, moeten hun energie kwijt kunnen door te ravotten, sporten, knutselen, actief zijn.
Het voeltype.
De interesse van deze mensen gaan hoofdzakelijk uit naar het voelen, ze willen ervaren wat iemand of iets hen doet voelen. Ze laten zich door hun gevoel leiden, ze willen VOELEN en versterken hierdoor het emotionele of astrale omhulsel.
Ze voelen anderen meteen aan, ook de sfeer als ze ergens binnenkomen. Ze hebben de neiging de gevoelens van anderen op te slorpen en weten na een tijd vaak niet meer of het hun eigen gevoelens zijn of die van de ander. Ze zijn als een spons die gevoelens opzuigt.
Bij een conflictsituatie is hun eerste reactie om zich terug te trekken en de tijd te nemen om te ervaren wat ze voelen. Pas hierna kunnen ze pas weer communiceren met hun omgeving.
Hun weg is eerst hun emoties voelen, deze op een rijtje zetten en daarna tot actie overgaan, dus VOELEN en vervolgens DENKEN en dan DOEN.
Het is aan te bevelen kinderen van dit type te leren omgaan met hun gevoelen te laten zien hoe jij dat doet, interesse te tonen in wat ze voelen en ze leren onderscheid te maken tussen eigen gevoelens en die van anderen.
Het denktype.
Deze mensen houden zich hoofdzakelijk bezig met het streven naar kennis en inzicht. Ze zoeken naar het hoe en waarom van wat er is en gebeurt. Ze willen begrijpen en DENKEN en versterken hierdoor het spirituele of causale omhulsel.
Ze stellen bij alles wat ze tegenkomen de waaromvraag en zijn niet vlug tevreden met de uitleg van anderen en vragen alsmaar verder. Het willen overtuigen van andere is vaak de zoektocht naar inzicht in wat ze zelf vinden en dat is vaak vermoeiend voor anderen. Ze hebben de discussie en confrontatie met anderen nodig om tot diepere inzichten te komen.
In een conflictsituatie willen ze eerst een discussie beginnen om de situatie te begrijpen. Pas na overtuigd te zijn van wie gelijk heeft, komen ze tot rust. Hun weg om uit de conflictsituatie te komen is DENKEN, vervolgens DOEN om daarna te kunnen VOELEN.
Bij een kind van dit typen is het belangrijk antwoord te geven op zijn vragen. Dat kan vermoeiend zijn bij een aanhoudende stroom van vragen, maar het stellen van vragen is zijn taak om te groeien.
Het moge duidelijk zijn dat het typeverschil tussen mensen vaak niet gemakkelijk is in de omgang met elkaar. De voeler wil alles voelen terwijl de denker alles wil begrijpen. Bij conflicten voelen beide zich vaak niet begrepen omdat ze beiden in hun eigen gevoel of verstand blijven hangen.
Naast het kennen van de verschillende types is het dan ook belangrijk dat we ons in conflictsituaties van die verschillen bewust zijn en op een bepaalde manier leren reageren om op een goede manier met elkaar om te gaan.
Voelers en denkers:
De voeler moet zijn gevoel verwoorden zodat de denker er met hem over kan filosoferen, waardoor ze samen iets kunnen gaan doen wat het conflict oplost. Dus VOELEN-DENKEN-DOEN.
De denker moet een praktisch voorbeeld geven om dat wat hij denkt duidelijk te maken, zodat de voeler het kan invoelen. Doordat de voeler dan dat gevoel uit, kan de denker het ook voelen. Dus DENKEN, DOEN, VOELEN.
Denkers en doeners:
De denker moeten wat hij denkt praktisch houden zodat ze er samen een gevoel over kunnen krijgen. Dus DENKEN-DOEN-VOELEN.
De doener moet wat hij wil doen in gevoelens verwoorden zodat ze er samen over kunnen denken, filosoferen. Dus DOEN-VOELEN-DENKEN.
Voelers en doeners:
De voeler moet zijn gevoel verwoorden zodat ze er samen over kunnen denken, filosoferen om dan samen te zoeken naar wat ze moeten doen. Dus VOELEN-DENKEN-DOEN.
De doener moet duidelijk maken wat hij wil doen en proberen uit te leggen wat hij daarbij voelt zodat ze er samen over kunnen nadenken, filosoferen. Dus DOEN-VOELEN-DENKEN.
Via de keuze voor het accent op ons doen, voelen of denken willen we respectievelijk ons mentale, emotionele of spirituele omhulsel versterken.
5. Leerling en de leraar, reiziger en reisleider, vinder en zoeker.
Naast het emotionele of astrale omhulsel, het mentale omhulsel en het spirituele of causale omhulsel is in het vorige hoofdstuk ook nog het etherisch omhulsel genoemd. Dit omhulsel heeft ongeveer dezelfde vorm en omvang als ons fysieke lichaam. Hierin worden niet alleen de ervaringen van het fysieke lichaam opgeslagen maar ook onze levenskracht. Het fungeert als een soort uitwisselingszone tussen ons fysieke lichaam en de drie andere omhulsels. Het beschermt ons tegen ziektekiemen en andere schadelijke invloeden en verbindt het fysieke lichaam met onze ziel, zodat het fysieke lichaam letterlijk bezield kan worden. Het etherisch omhulsel wordt net voor de incarnatie gevormd en lost enkele dagen na onze dood op. Als uitwisselingszone geeft het etherisch omhulsel enerzijds de informatie van onze lichamelijke zintuigen door aan de andere drie omhulsels en geeft het anderzijds de informatie en energie van de andere drie omhulsels door aan het fysieke lichaam. Het is een schakel tussen lichaam en ziel en tussen ziel en lichaam en kent als zodanig dus twee energiestromen.
Afhankelijk van onze zielontwikkeling kiezen we voordat we incarneren voor een accent op een van beide energiestromen: ofwel op de wijze waarop we als persoon sterk in de wereld kunnen staan, ofwel op de manier waarop we ons handelen in de wereld op een hoger plan kunnen brengen. Het ontwikkelen van beide aspecten is belangrijk op de weg van onze groei en ontwikkeling door de verschillende levens. Eerst moeten we leren om alles wat we geleerd hebben in vorige levens toe te passen, vorm te geven in de specifieke situaties hier op aarde. We moeten eerst letterlijk aarden. We kunnen niet terugkijken op wat we gedaan hebben zonder dat we het eerst hebben gedaan. Pas dan kunnen we kijken wat en hoe we dingen hebben gedaan en hoe we dat zouden kunnen verbeteren. Het zijn de processen zoals we die kennen van ons leren op school. Eerst moeten we kennis en vaardigheden opdoen en ze leren toepassen. Via beoordelingen via schoolonderzoeken, tentamens en examens komen we daarna erachter in welke mate we dat goed hebben gedaan en wat we kunnen en moeten verbeteren doordat de leraren of examinatoren hebben aangegeven wat goed en fout was en wat we kunnen doen om onze kennis en vaardigheden te verbeteren. Er zijn, om in onderwijstermen te spreken, dus twee rollen te onderscheiden in dit proces, de leerling en de leraar. Beide rollen zijn verschillend. Eerst moet je leerling geweest zijn om als leraar te kunnen functioneren. Het leren van de beide aspecten stelt ons in staat onze eigen leraar te worden.
Van school terug naar ons leven: als ‘leerling’ gaan we toepassen wat we in vorige levens hebben geleerd, gaan we ons bezighouden met het uitproberen, het vormgeven in de praktijd van de theorie die we in vorige levens hebben opgedaan. En wat we moeten leren hebben we samen met onze levensleraren vóór onze incarnatie afgesproken. Als leerling hoeven we ons niet bezig te houden met de inhoud of organisatie van het leerproces, dat moeten de leraren doen. Als ‘leraar’ moeten we niet alleen de opgedane kennis en vaardigheden kunnen toepassen, maar moeten we die ook kunnen doorgeven en moeten we onze vaardigheden en kennis verbeteren en aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen.
We kunnen ‘leerling’ en ‘leraar’ ook vervangen door ‘reiziger’ en ‘reisleider’. De reiziger boekt een reis en reisleider organiseert de reis en leidt die in goede banen. Het zijn beide andere rollen met verschillende doelen. Om reisleider te kunnen zijn moeten we eerst leren reizen, veel gereisd hebben, zelf onze eigen vakanties hebben georganiseerd. De reiziger richt zich op het hebben van een zorgloze vakantie, de reisleider vindt zijn voldoening in het organiseren ervan. Een ander verschil is dat de reiziger alleen kan bepalen hoe hij de reis beleeft en zich moet neerleggen bij de reisomstandigheden. De reisleider kan de reis veranderen en wijzigingen aanbrengen. Door beide ervaringen leren we als levensreiziger op den duur om stap voor stap onze levensreis zelf te organiseren.
William Gijzen en Joke de Waal hanteren in hun boek ‘De dna-code van de ziel’ voor leerling en leraar en voor reiziger en reisleider de termen ‘vinder’ en ‘zoeker’.
De vinder vindt voldoening in datgene wat hij gerealiseerd heeft op deze aarde. De student heeft zijn diploma gehaald, daarna een baan gekregen of een bedrijf opgezet, projecten gerealiseerd, etc. Hij handelt en let alleen op de resultaten en als die goed zijn geniet hij daarvan. Hij bekommert zich niet over de werkwijzen, alleen resultaten tellen.
De zoeker is minder geïnteresseerd in de resultaten maar meer in de werkwijze, de processen om steeds beter te kunnen handelen in nieuwe, ongekende situaties.
De vinder is voldaan als hij bereikt heeft wat hij wilde, terwijl de zoeker voldaan is als hij kan zoeken. De vinder probeert een goed bestaan te hebben, zo veilig en comfortabel mogelijk te (over)leven en is bezig met de werkelijkheid van alle dag. De zoeker ervaart het leven, zijn bestaan niet als een overlevingstocht maar als een grote ontdekkingstocht en wenst zichzelf zodanig te verbeteren dat hij toekomstige situaties beter aankan. Daarom is hij meer bezig met de toekomst en alles wat daarin een rol speelt. Hij stelt zich voortdurend vragen. Waarom doe ik wat ik doe? Hoe doe ik het? Heeft het zin? Is dat wat ik wil? Word ik daar een beter mens van? Vragen waar vinders geen boodschap aan hebben en waarvan ze vinden dat dat soort vragen het leven alleen maar ingewikkeld maakt.
Vinders zijn ontregeld wanneer hun inspanning niets hebben opgeleverd. Zoekers raken zichzelf kwijt als ze doen wat anderen doen en niet wat ze zelf zouden willen doen.
Tot slot van deze verkenning van de rol en de opgaven van vinders en zoekers in dit leven een aantal slogans van beide bovengenoemde de auteurs met betrekking tot vinders en zoekers:
Vinders genieten van welvaart, zoekers van welzijn.
Vinders willen aan de slag met de wereld, zoekers met zichzelf.
Vinders genieten van de vruchten van het werk, zoekers van het werken.
Een vinder zal een probleem aanpakken als het zich voordoet, een zoeker probeert problemen te voorkomen.
In voornoemd boek wordt ook de vraag gesteld (pag. 62): ‘Wie bepaald de keuze voor een incarnatie als vinder of zoeker?’ Als antwoord wordt gegeven: ‘Onze verlangens en idealen, want zij zijn de motor van de evolutie. Afhankelijk van wat we in het verleden hebben ervaren, maken we onze keuzes. Sommigen willen meer zekerheid, anderen willen grotere verantwoordelijkheid of vrijheid of overtuigingskracht of plezier, enzovoort’.
Voordat we op aarde komen, maken we dus een verlanglijstje met als basis wat ons op dat moment bezighoudt met als doel om het allemaal beter te doen dan de vorige keer.
In dit verhaal hebben we gezien dat we geen onbeschreven blad zijn als we geboren worden. We hebben van tevoren een verlanglijstje opgesteld over wat we in dit leven willen realiseren en leren, hebben ouders, omstandigheden en energieën gekozen die ons daarbij kunnen helpen, hebben alles wat we in vorige levens hebben beleefd en geleerd meegenomen en hebben als beginsituatie een karakterstructuur die de specifieke dynamiek aan ons leven geeft waarin zowel onze gaven als opgaven liggen: de kwaliteiten die we kunnen gebruiken om onze dromen te verwezenlijken en de zwakten die we kunnen versterken om als persoon te groeien.