Mijn monnik.

Mijn monnik


Op mijn werktafel ligt de wegenkaartmap van Frankrijk, een lijst met kloosters en een routekaart van de ANWB waarop de ligging van de kloosters is aangegeven met een roze viltstiftcirkel. Daarnaast het boek ‘Ik wil dat je leeft’ van Leo Fijen over zijn gesprekken met een aantal Godszoekers, kloosterlingen in Europese kloosters, waarvan op verschilde plaatsen een hoekje van de bladzijde is omgevouwen om belangrijke teksten te markeren. Gisteravond keken we naar de film ‘Des hommes et des Dieux’ uit 2010 waarmee Xavier Beauvois acht monniken met een dilemma in Algerijns oorlogsgebied volgt. Enige weken geleden haalden we de dvd met film Samsara nog eens uit de kast: een spiritueel liefdesverhaal dat zich afspeelt in het majestueuze Himalayalandschap en dat de strijd volgt van een man op zoek naar spirituele verlichting, en onlangs bezochten we weer de kerkdienst in het klooster van de Benedictijnen in Mamelis-Vaals. De monnik in me vraagt weer eens om aandacht, zoals dat regelmatig het geval is. En dingen die iedere keer weer opnieuw op je pad komen, daar moet je blijkbaar iets mee. In de rust van de pre-lente wil ik daar aandacht aan schenken door niet alleen het feit op zich te constateren maar ook op zoek te gaan naar wat er achter mijn monnikgeboeidheid schuilgaat.


Laat ik aan het begin van deze zoektocht duidelijk zijn: ik wil na 50 jaar niet terug naar het klooster. De beslissing die ik 50 jaar geleden nam om na 10 jaar kloosterleven het klooster te verlaten, was een juiste beslissing die ik iedere keer weer van harte bevestig als de monnik me weer wenkt, zoals toen in Florence.

Na dagen door het drukke Florence te hebben gewandeld en de vele monumenten te hebben bezocht te midden van de vele andere toeristen, verlangde alles in me naar buiten, naar de rust en stilte van de natuur. Nadat we in een romaanse kerk buiten Florence weer een beetje tot onszelf waren gekomen, liepen we een nabijgelegen kloosterkerk binnen. Vanuit het met licht gevulde voorportaal liepen we de donkere kerk in. Vanuit de duisternis kwam een monnik ons tegemoet, hij keek me aan en zijn open en begroetende blik wekte een gevoel van vrede in me op, van rust en verstilling dat ik nooit meer zal vergeten en dat iedere keer weer in me opwelt als ik kloosters bezoek. Hij raakte aan het gevoel van mijn kloostertijd, waarvan het vaste ritme van de activiteiten in de dag en de steeds terugkerende momenten van rust en stilte me dierbaar waren geworden en die ik miste toen ik op mijn 22ste het klooster verliet en terugkeerde naar de drukte van het ‘gewone leven’. Mijn toenmalige echtgenote merkte mijn kloosterverlangen en leidde me met zachte maar verontrustende drang de kerk uit. Buitengekomen voelde het zonlicht ook als een licht van binnen: het was goed zo.

Het voelde zoals toen ik de beslissing nam om na tien jaar het kloosterleven te verlaten. Ik studeerde filosofie in een klooster nabij Tournai/Doornik in het zuiden van België. Het waren jaren waar ik nog steeds met veel dankbaarheid aan terugdenk vanwege de hierboven beschreven sfeer, het opwindende van filosofie, psychologie, sociologie, kerkgeschiedenis, bijbelexegese, de boeiende ontmoetingen binnen de internationale kloostergemeenschap en de open en vooruitstrevende sfeer van de jaren zestig. En toch broeide er iets, een gevoel van gemis, steeds heviger merkbaar. Het was alsof dit leven me toch niet paste, zoals dat bij een jas het geval kan zijn. Het leven was te abstract, met veel boeiende gedachten en gevoelens maar te weinig concreet, tastbaar, vatbaar. Ik ontdekte dat ik het geweldig vond om bijvoorbeeld ruimtes in te richten en mooie werkstukken te maken. Ik moest dingen kunnen zien, zichtbaar maken en aanraken. Ook werd ik me steeds meer bewust van mijn seksuele gevoelens, waarover in het klooster in alle openheid en op een manier werd gepraat die niet gebruikelijke was binnen het bekrompen denken van de katholieke kerk. We lazen de boeken van Jan Wolkers en vele andere boeken die in die tijd taboes doorbraken. We werden niet van de wereld weggehouden. We namen deel aan het leven van de dorpsgemeenschap en verbleven in steden, zoals Luik, voor het doen van sociologisch onderzoek.


Een belangrijk moment dat het gemis een beeld gaf, was de gebeurtenis op een zonnige zondagmiddag. Het raam van mijn kamer gaf uitzicht op het hek dat toegang gaf tot de kloostertuin.  Deze tuin was op zondagen toegankelijk voor de mensen uit het dorp. Op die bewuste zondagmiddag keek ik mijmerend naar buiten en zag een verliefd verstrengeld stel door de poort naar binnen komen. En toen wist ik dat ik dat wat zij samen hadden niet kon en wilde missen. Alle belangrijke inzichten komen niet langzaam, ze breken in één seconde door, zoals de zon op een bepaald moment door de wolken of de mist heen breekt. Het kloosterleven was me dierbaar maar niet de plek om echt gelukkig te zijn. En zo is het nog steeds.


Inmiddels ben ik al geruime tijd gepensioneerd, heb als architect, docent en adviseur mijn gedachten over wonen en werken vorm mogen geven in gebouwen en in colleges, cursussen, adviezen en boeken, heb ik mogen liefhebben, ben ik liefgehad en ben ik gelukkig en dankbaar mede door het feit dat ik de monnik in me altijd ruimte heb mogen geven als hij daarom vroeg.

Geluk blijkt alles te maken te hebben met het vinden en volgen van je eigen pad en dat pad vind je in de stilte, in de momenten en tijden van rust tussen alle gejaagdheid, drukte, geluiden, gedachten, het moeten, het erbij willen horen, het voldoen aan de wensen en beelden van anderen, gewoon in het even bij jezelf zijn, in het stil staan bij wat je voelt, denkt, echt verlangt, echt wilt zijn.

Doordat we steeds meer vrijheid hebben gekregen om te zijn wie we zijn, de wegen te kiezen die niet van buitenaf worden gedicteerd maar die we gaan vanuit de relatie met ons diepere voelen en weten, zijn we decennia achter elkaar gelukkiger geworden ondanks alle kritiek die we hebben op alles en nog wat.


Het wordt me steeds duidelijker dat het verlangen van de monnik in mij het zoeken, vinden en gaan van mijn eigen weg is, het ontdekken van wat ik in dit leven heb te doen vanuit mijn diepste zijn.

In de geneeskunst wordt in toenemende mate een verband gelegd tussen ziektes en het gaan van je eigen weg en daar ben ik het volledig mee eens. Veel artsen zien een ziekte onder andere als een mogelijk teken dat je niet meer doet wat je hebt te doen vanuit het diepste van je zijn en vragen je op zoek te gaan naar de oorzaken hiervan. Je bent even de weg kwijt en iedereen weet hoe dat voelt: het veroorzaakt stress en stress verstoort het functioneren van je lichaam, van je denken, voelen en handelen, je weet het even niet meer en alles roept ‘Help!’,  ook je lichaam. Het vinden van wat je hebt te doen vereist rust, stilte, stilstaan, afstand nemen en naar jezelf kijken en luisteren.

Ooit schreef ik in mijn aantekenboekje: ‘Stilte verteert het leven’. In stilte ontdek je wat je goed doet en wat je vergiftigt. We willen groeien en ons ontwikkelen: de essentie, zin en doel van ons leven. Het leven kan niets anders dan op zoek gaan naar die mogelijkheden, zoals een bloembol maar één ding wil: bloeien, en dat geeft hem de kracht om zijn stengel door de aardkost heen te wroeten naar het licht.


Mijn monnik is de zoeker naar mezelf, naar mijn bestemming. Kloosterlingen zeggen doorgaans dat ze God zoeken en die woorden gebruikte ook ik in mijn kloostertijd. Ik wilde Gods weg volgen, hem vinden. Ik ontdekte dat dat woorden waren vanuit mijn omgeving, vanuit de katholieke cultuur. Ik wilde mijn eigen woorden vinden voor die drang en die gingen steeds meer in de richting van ‘mezelf vinden’, het kennen van mijn diepste verlangens en dromen, er achter te komen waarvoor ik hier op deze aarde ben gekomen, wie en wat ik ben en wat mij te doen staat. En daar hoorde voor mij het celibaat in ieder geval niet bij, maar wel rust, stilte en ritme.


Toen ik een tijd geleden de geschiedenis van het celibaat naploos, ontdekte ik dat dat eeuwen na Christus is ingevoerd en wel omdat priesters, die net zoals bijna iedereen getrouwd waren, er een potje van maakten, net zoals zoveel ‘gewone mensen’. De katholieke kerk heeft de opvatting dat als je de verleiding buiten de deur houdt ‘de zonde’ vanzelf geen kans krijgt, maar vergeet dat ons dat de mogelijkheid ontneemt om ermee te leren omgaan. Wat we tegenkomen in ons leven, wat er allemaal om ons heen gebeurt en wat ons zogenaamd overkomt, hebben we doorgaans niet in eigen hand, wel de manier waarop we ermee omgaan. Het seksueel misbruik in de kerk is door het celibaat dan ook niet minder dan erbuiten. Ik ben ervan overtuigd dat de kerk vele van hun beste mensen verloren heeft en buitensluit  door de eis tot een celibatair leven. Ook in mijn kloostertijd verlieten de meest geëngageerden het eerst het klooster.

Voorafgaand aan de  eis van een celibatair leven voor katholieke priesters en kloosterlingen, was het vrouwelijke en de seksualiteit al eeuwen in het verdomhoekje geplaatst en werd in de eeuwen na Christus de bijbel gevuld met teksten die bij deze zienswijze aansloten. Zo wordt geschreven dat Maria onbevlekt ontvangen was en Christus niet getrouwd. Historisch onderzoek heeft uitgewezen dat beide beweringen met grote zekerheid niet overeenkomen met de werkelijkheid. Geschiedvervalsing is van alle tijden en komt doorgaans voort uit onwetendheid of om de geschiedenis aan te passen aan de eigen overtuigingen en opvattingen.


Ik ben geen aanhanger van godsdiensten omdat ze doorgaans hun  interpretatie van tijd- en cultuurgebonden teksten van bijvoorbeeld de Bijbel of Koran  als DE waarheid zien en opleggen aan anderen en daardoor geen ruimte laten voor het meest interessante wat er is: onze eigen ontdekkingstocht. Religies hebben, zeker in vroegere tijden, hun waarden gehad. Mensen hadden leiddraden nodig om uit hun instinctmatig handelen te groeien, maar steeds meer mensen zijn daar zelf toe in staat doordat ze op een hoger niveau hebben leren voelen, denken en handelen, waardoor de normen en waarden vanuit hen zelf komen en van daaruit kunnen worden geleefd, niet als dictaat van buiten maar als eigen overtuiging. Opgelegde normen en waarden werken steeds minder, ook niet het absolute voorschrift van een celibatair leven voor katholieken kloosterlingen.

In de Orthodox Russische Kerk kunnen priesters kiezen, ze kunnen trouwen of celibatair leven. Echter bisschoppen mogen niet getrouwd zijn. Opmerkelijk is dat het merendeel van de aangestelde bisschoppen priesters zijn waarvan de echtgenote is overleden en dus weduwnaar zijn.


Mijn monnik hoeft en wil niet een celibatair leven leiden. Hij wil het leven in al zijn volheid leven vanuit de overtuiging dat hij daarvoor op deze aarde is gekomen, niet om alles wat daar is en zich voordoet te ontwijken maar om ervan te leren, er op een betrokken en liefdevolle manier mee om te gaan. Mijn monnik ervaart de aantrekkingkracht tussen mannen en vrouwen als een wonder, als een van de mooiste energieën die er zijn. Het is een van de krachten die ons met elkaar kan verbinden, een middel om onze liefde voor elkaar uit te drukken en te beleven en een smeermiddel om het leven letterlijk en figuurlijk te delen waardoor we ons leren kennen en aan en door elkaar kunnen groeien. Voor mij is de verbinding met al wat er is DE manier om me bewust te worden van wie en wat ik ben en wat mijn bestemming is.


De film Samsara vertelt het verhaal van een Boeddhistische monnik die vanaf zijn jeugd in een Boeddhistisch klooster opgroeit, zich als kluizenaar terugtrekt in een grot en daarna weer terugkeert in de boeddhistische gemeenschap en daar als volwassene zijn seksualiteit ontdekt, verliefd wordt op een vrouw en met haar trouwt en kinderen krijgt. Alles lijkt harmonisch totdat hij verliefd wordt op een andere vrouw en met haar ‘vreemd gaat’. Dat verwart hem zodanig dat hij besluit terug te keren naar het klooster. Op weg daar naar toe, ziet hij in zijn verbeelding zijn vrouw die hem confronteert met de gevolgen van zijn beslissing: wat moet ze tegen de kinderen zeggen, wat moeten zij en zijzelf zonder hem, zonder zijn liefde? Op het einde zegt ze: ‘Je kunt toch ook monnik zijn met ons, te midden van ons’.

De film eindigt zonder zijn antwoord en als toeschouwer blijf je zitten met de prangende vraag of hij verder op weg gaat naar het klooster of weer terugkeert naar zijn geliefden.


Ik zag de film jaren geleden voor het eerst tijdens een Boeddhistisch filmfestival. Toen en ook onlangs bleef die vraag heel lang bij me hangen. Ik wil en kan hem alleen beantwoorden voor mezelf: ik zou terugkeren naar mijn geliefden en niet weglopen voor mijn eigen fouten en zwakten, erkennen dat streven naar volmaaktheid alleen kan via de weg van onvolmaaktheid. ‘Verlichting vinden’ is naar mijn mening een proces dat vereist dat je je eigen schaduwzijden, je eigen onvolmaaktheden herkent, erkent, omarmt en ze stapsgewijs probeert te ‘verlichten’. Volmaaktheid bestaat niet in dit aardse bestaan, hoe graag we dat ook zouden willen. Wel kunnen we volmaakt zijn in onze onvolmaaktheid door onszelf en iedereen te accepteren zoals we zijn in het hier en nu, op weg naar verder. We willen allemaal hetzelfde, groeien en ons ontwikkelen tot liefhebbende mensen, want we zijn vonken van onze oorsprong die Liefde is en waaruit alles voortkomt en groeit. De meeste godsdiensten zien falen als slecht, als zonden, terwijl we het heel normaal vinden dat kinderen die beginnen te lopen of leren fietsen, vallen. Liefdevol helpen we ze weer overeind en moedigen we ze aan om het opnieuw te proberen. We nemen in het onderwijs toetsen af om boven water te krijgen waar de hiaten zitten in de kennis en vaardigheden van studenten, om inzicht te krijgen in wat zij nog moeten doen op de weg naar verder. Het stellen van doelen is noodzakelijk, maar een doel is alleen bereikbaar als we de weg er naar toe afleggen met alle hobbels en obstakels die we tegenkomen en accepteren dat we vaak omwegen maken en soms gewoon de weg kwijt zijn.


De vrouw van de monnik zei: ‘Je kunt toch ook monnik zijn met ons, te midden van ons’. Ik antwoordde 50 jaar geleden en nu met een volmondig ‘Ja!’ maar weet dat een ‘Nee’ even waardevol kan zijn als ik de sfeer proef van het leven van  monniken en zusters en de serene en vervullende sfeer voel die er hangt in klooster en kerken. Het zijn doorgaans plekken waar ik en veel mensen rust en ruimte voor bezinning vinden.


‘De stilte heeft een eigen taal die u hier op het spoor kunt komen.’


Tekst op kaart in gastenkamer van de abdij van Brecht.


Stil zijn, mediteren en reflecteren kun je in principe overal en er zijn duizend en een manieren om daar een sfeer voor te scheppen. In het klooster van de Benedictijnen luister ik graag naar het monotone Gregoriaans, in de basiliek van Vezelay naar het blijmoedige meerstemmige gezang van de paters, broeders en zusters van de Fraternités Monastiques de Jerusalem, thuis naar minimalistische en meditatiemuziek en naar I Muvrini die de traditionele en diepgewortelde religieuze muziek van Corsica een zeer eigentijdse klank geeft waardoor ik de verbinding voel tussen hemel en aarde. Het gaat erom een sfeer te zoeken of te scheppen waarin we ons even kunnen terugtrekken  uit de hektiek van alledag en stil staan en stil zijn.


Het belang en de invloed hiervan worden onder andere zichtbaar in de experimenten die de promotor van Transcendente meditatie,  Maharishi Mahesh Yogi, heeft laten doen naar de invloed van deze meditatievorm. Uit deze experimenten bleek o.a. dat als in een bepaald gebied regelmatig door tien of meer procent van de bevolking dagelijks gemediteerd wordt, de criminaliteit afneemt. Hij zag meditatie dan ook als een bijdrage aan de wereldvrede. Door stil te zijn, ons af te sluiten van ‘de wereld’en onze ratelende gedachten, staan we open voor het contact met niet aardse energieën en nemen we die op. En net zoals een groep mensen,  een gebouw, stad of land, een bepaalde sfeer uitstralen, zo stralen we deze niet aardse energie uit en gaat deze letterlijk in onze huizen, kloosters en kerken zitten, zoals warmte wordt opgenomen door de muren om ons heen.

Ik woonde in Frankrijk niet ver van de Vézelay, al eeuwlang een bedevaartsplaats van Maria Magdalena (de vrouw van Jezus!). Ik heb mensen er vaak mee naar toegenomen en iedereen voelde al klimmend naar de basiliek boven op de heuvel de bijzondere sfeer van deze plek. Hemelse energieën hebben een hogere frequentie dan de ‘aardse’ en daardoor verlichten ze ons denken, voelen en handelen en kunnen we op een hoger, liefdevoller niveau functioneren, verandert geleidelijk genot in geluk, plezier in blijheid, kijken in zien, ervaren in bewustwording, hebben in zijn, instinctmatig handelen in bewust handelen, op weg naar het weten dat we in het diepst van ons wezen niet van deze aarde zijn, er tijdelijk zijn om te groeien naar Liefde, onze oorsprong, hetgeen monniken God noemen.


Ik ervaar de monnik in me als de bewaker van mijn hogere zijn, mijn ziel, hij moedigt me aan om regelmatig afstand te nemen van het alledaagse, stil te staan te midden van de hektiek van dit leven, te reflecteren over wat ik denk, voel en doe vanuit de zieledrang naar een zinvol en waardevol leven, naar het leveren van een bijdrage aan het welzijn van ons allen. Ik hoop van harte dat mijn monnik af en toe om mijn aandacht blijft vragen.


‘Ieder die zijn of haar eigen hart niet volgt, zal zich forceren en een crisis meemaken. Een mens kan veel verdringen, opzijschuiven en zich storten op 1001 zaken, maar hij zal uiteindelijk botsen met de diepste werkelijkheid van zijn leven. De meeste mensen denken dat ze vrij zijn om te kiezen, maar ze zijn helemaal niet vrij. De crisis is dan nodig omdat het leven gebonden en beperkt is, onvrij en niet in overeenstemming met de diepste stem. Mensen die hun hart niet volgen, zullen zich uiteindelijk gaan forceren. Ze doen niet wat ze moeten doen, worden een zuurpruim, hebben geen uitstraling meer en verliezen alle dynamiek. Ze drogen uit en branden op.’


Trappistin Gabriëlla Liesen, Ik wil dat je leeft, Leo Fijen, pag. 16



Valkenburg, april 2016

© Harrie Bielders