Harrie Bielders
Boeken, verhalen, gedachten .......
Mijn tachtigste levensjaar.
Ik ben begonnen aan mijn 80ste levensjaar en dat getal geeft me een apart gevoel. 60 gaf me het gevoel van de overgang naar een nieuwe, vrijere en rustigere levensfase op weg naar ouder worden, 70 van gewoon ouder zijn en mijn weg daarin willen en kunnen vinden en 80 voor echt oud zijn, me echt oud mogen voelen met de kwaaltjes en beperkingen en alles wat daarbij hoort: wat meer pilletjes voor allerlei kleine ongemakken, stramheid, hier en daar pijntjes, ’s morgens langzamer op gang komen, minder lang kunnen wandelen, langere tijd nodig hebben voor de dagelijkse werkzaamheden, minder goed tegen stress kunnen en meer behoefte hebben aan rust en regelmaat, maar ook genieten van de traagheid en ritme van het alledaagse, het gewone, stilstaan en kijken naar wat er allemaal om me heen gebeurt, gewoon ernaar kijken, op meer afstand alsof het steeds minder bij mijn leven hoort maar bij het leven van de volgende generatie. Als ik me zorgen maak over bepaalde situaties in de maatschappij, hoor ik me vaak zeggen: “Het zal mijn tijd wel duren, ze zullen het zelf moeten oplossen zoals wij dat in onze tijd ook moesten”.
Er is nog wel intense betrokkenheid maar het voelt op afstand, alsof ik vanaf een berg naar het leven in het dal kijkt, vanaf de duinentop naar het gefriemel op het strand, vanaf de 10de verdieping naar de drukte op het marktplein. Ik ben er wel, maar er niet meer midden in zoals in het verleden. En komt steeds meer afstand, rust, vertraging en steeds meer ruimte en tijd voor gewoon zijn, voor het beleven en genieten van de alledaagse dingen, van de jaargetijden, de natuur, mooie boeken en muziek, van schrijven, televisieprogramma’s en ontmoetingen met vrienden, het drinken van een glas wijn, de met zorg klaargemaakte maaltijden, het samen op de bank met de gordijnen dicht, kaarsjes aan, ’s morgens samen langzaam wakker worden, nadoezelen en rustig aan de dag beginnen, alles in hetzelfde ritme met de gewone dingen van alledag met af en toe iets bijzonders dat het gewone weer ongewoon gewoon maakt, niet meer op reis willen naar nieuwe landen en steden, maar plekjes verkennen in het prachtige Limburgse landschap en dankbaar voor en genieten van wat er gewoon elke dag is. Het leven verkleint zich en trekt zich terug, maar is niet minder intens, integendeel, er is meer ruimte voor echt zien, beleven en ervaren, meer rust, ruimte en tijd voor beschouwen, reflectie, voor het verteren van het leven, voor het ontdekken van algemene levenspatronen, valkuilen, waarom dingen gaan zoals ze gaan, wat het leven boeiend maakt, zin geeft, hoe taai het leven is en waarom we minder opschieten met alles dan we zouden willen, wat de goede en kwade krachten zijn die daar een rol in spelen, wat mijn eigen rol was en is, wat de betekenis is van ziektes, tegenslagen en crisissen en wat er uiteindelijk toe doet: liefde.
Ik voel in deze levensfase vooral dankbaarheid omdat ik die uiteindelijk mocht vinden of beter gezegd, dat ze in mijn leven kwam. Ik herinner met nog als de dag van gisteren dat ik als priesterstudent rond mijn 21ste uit het raam van mijn kamer keek naar een verliefd paartjes dat in de kloostertuin kwam wandelen en dat ik toen dacht en wist dat ik dat niet wilde missen en dat ik even daarna uit het klooster wegging. De zoektocht naar liefde, naar een diepe verbondenheid met iemand heeft mijn leven in grote mate bepaald en het is dan ook geweldig dat ze uiteindelijk in mijn leven kwam en wel in een levensfase waarin ik er niet meer naar zocht.
Vanmorgen las ik in het artikel ‘Gelukkige verbintenis’ van Johan Reijmerink dat het najagen van geluk ons eerder verder dan dichter bij het geluk brengt. Hij vergelijkt het zoeken van geluk als schaduwlopen. Zelden vallen we samen met onze schaduw. Als we dat echter opzettelijk nastreven, zal dat maar moeilijk lukken, maar soms is het er gewoon. En dan is er de verbazing en verwondering. Dankbaar ben ik dat ik altijd ben blijven geloven in de liefde en niet tevreden was met matig of grijs, met bij elkaar blijven zonder echte liefde uit onzekerheid, schuldgevoel of angst over wat de gevolgen zouden zijn van weggaan.
In deze levensfase kijk ik uitgebreid terug op mijn leven wat hoort bij het proces van het verteren van het leven en trekken de verschillende levensfase aan me voorbij en roepen een scala aan herinneringen en gevoelens op. Iemand zei een tijd terug tegen me dat hij vond dat ik een ingewikkeld en moeilijk leven had geleid. Ik kan me voorstellen dat iemand dat vindt als je mijn leven vergelijkt met een rustig voortkabbelend leven, met hier en daar een hobbeltje. Maar ik ervaar mijn leven helemaal niet als moeilijk en ingewikkeld, wellicht omdat het doorgaans gericht was op het realiseren van mijn dromen en dan neem je gewoon bochten en hindernissen omdat die erbij horen, er noodzakelijk voor zijn. Ik vind dat ik een interessant en boeiend leven heb geleid, veel dingen heb gedaan en meegemaakt en daarvan veel heb geleerd, wegen heb bewandeld die misschien een beetje ongebruikelijk zijn, maar die me wel veel ervaringen, nieuwe inzichten en vergezichten hebben opgeleverd en uiteindelijk de echte liefde.
Regelmatig heb ik me in de afgelopen jaren afgevraagd of ik, als ik mocht kiezen om het leven over te doen, het anders zou doen. Los van het feit dat dit niet mogelijk is, zou ik niet kiezen voor een ander leven. De verschillende levensfasen, mooie en moeilijke momenten en tijden waren nodig om me te brengen waar ik nu ben. Het is zo als je een examen hebt gehaald, je niet meer terugdenkt aan al het gezwoeg dat je ervoor hebt moeten doen of als je op de top van de berg ben aangekomen, de vermoeidheid van je afvalt bij het zien van de prachtige vergezichten.
Ook kijk ik niet met spijt terug op bepaalde gebeurtenissen in mijn leven. Soms vind ik dat vreemd omdat ik een aantal dingen toch verkeerd heb gedaan, dingen niet heb gedaan en dingen heb gedaan met onjuiste bedoelingen. Verhelderend voor dit gevoel vond ik een artikel ‘Spijt heeft wel zin’ van Daniel H. Pink in Happinez 6-2022, waarin hij kort verslag doet van een uitgebreid onderzoek naar waar mensen spijt van hebben.
Hij beschrijft vier kernvormen van spijt:
Vervolgens zegt hij over hoe om te gaan met spijt:
‘Verder gaan doe je door een les te trekken uit je ervaring waarvan je spijt hebt. Je kunt je leven niet veranderen, maar je kunt door erover na te denken er wel voor zorgen dat je in de toekomst misschien betere beslissingen neemt. Als je het zo aanpakt, kan spijt een katalysator van verbetering en zelfs transformerend zijn.
Als mensen vertellen wat hen het meeste spijt, zeggen ze in feite wat ze het meest waarderen. Als ik veel spijt heb van het verlies van het contact met een vriend, dan geeft dat aan wat ik hogelijk waardeer. Als het me spijt dat ik me niet heb uitgesproken, waardeer ik kennelijk de moed om risico’s te nemen.
Je zou spijt dus niet alleen serieus moeten nemen omdat het een normale en nuttige emotie is, maar ook omdat het onthullend is: spijt laat zien wat jij belangrijk vindt in het leven. Als je dat weet, kun je ernaar handelen.’
Als we spijt zo opvaten en leven, geven we zin aan spijt, hebben we er iets mee gedaan en heeft het naast de negatieve gevolgen van het gedrag dat spijt oproept, een positieve functie, zeker als we ons hebben verontschuldigd voor ons negatieve gedrag bij degenen die daarvan het slachtoffer was. En dat heb ik doorgaans wel gedaan.
Onlangs maakte ik een boekje over wat mijn wensen zijn als ik ben overleden en zette ik een aantal dingen op papier die het voor mijn nabestaanden makkelijker maakt om allerlei zaken af te handelen die na het overlijden geregeld moeten worden. Ik schreef als inleiding het volgende:
‘We zijn de eigenaar van onze eigen weg, ons eigen leven, maar we vinden onze weg niet en worden niet wijzer als we alleen maar naar onze eigen oppervlakkige mening luisteren want die is zwaar beïnvloed door onze opvoeding en de cultuur waarin we leven. En die omgeving blijft ons via o.a. reclames en influencers maar bombarderen met meningen over hoe we eruit moeten zien, wat we allemaal moeten hebben en wat we moeten denken, voelen en doen om succes te hebben, er echt bij te horen en gewaardeerd en geliefd te zijn.
Maar het leven is een ontdekkingstocht naar onze diepste persoonlijke dromen want daarin ligt ons doel, onze bestemming die we op een eigenwijze en persoonlijke manier en met inzet en volharding zullen moeten realiseren om echt gelukkig te worden en een zinvol leven te leiden.
Dit leven is maar een klein stukje van deze ontdekkingstocht die alsmaar verder gaat voorbij de dood en heeft niet als doel om het leuk te hebben maar om als fysiek, psychisch en geestelijk wezen te groeien in bewustzijn, vrijheid en betrokkenheid. En alleen dit proces leidt tot een gelukkig en succesvol leven.'
Mijn ontdekkingstocht leidde onder ander tot een aantal inzichten over mezelf. Zelfkennis krijgen we in eerste instantie door de spiegeling van anderen, over wat anderen over ons zeggen, welke woorden ze geven aan ons uiterlijk en aan onze uitingen in gedrag en woorden. Op latere leeftijd kijken we naar onszelf, letterlijk in de spiegel en figuurlijk door te reflecteren over onszelf, over ons gedrag, onze gedachten en gevoelens. Een derde spiegeling is wat we lezen over mensen in bijvoorbeeld romans en levensbeschrijvingen en wat mensen hebben ontdekt, bijvoorbeeld over verschillende patronen van temperamenten, de invloed van de stand van de verschillende sterrenbeelden op ons karakter op de dag van onze geboorte en wat we over onszelf kunnen ontdekken in de karakteristieken van de verschillende planeten. Me verdiepend in deze laatst genoemde zaken, ontdekte ik onder andere:
Wil je deze ontdekkingstocht zelf ook maken of nadere uitleg willen over temperamenten, de invloed van de stand van de planeten, de verschillende karakteristieken van de planeten, de verschillen tussen een doener, voeler en denker en tussen een vinder en zoeker en wat je geboortekleur over je zegt: zie www.harriebielders.nl onder Boeken, Een trap van steen en wolken, hoofdstuk 3.
Ik, jij, wij zijn onderdeel van en worden mede bepaald door een complex geheel van psychologische, sociale en materiële omstandigheden in de tijd en de cultuur waarbinnen we opgroeien en ons ontwikkelen. Mijn gevoelige ontwikkelingsperiode van de pubertijd vond plaats in de eindjaren vijftig en de jaren zestig die gekenmerkt werden door de emancipatiestrijd van het individu. Vele jongeren en ook ik verzetten zich tegen de overheersende macht van instituties zoals de politiek, de kerk en het gezin die voorschreven wat mensen moesten doen en laten. Iedereen werd in een keurslijf geduwd dat nauwelijks ruimte gaf voor de ontwikkeling van persoonlijke capaciteiten, het unieke van het individu.
Ik verbleef in die periode als priesterstudent op het klein- en grootseminarie in kloosters in Nederland en België, in een natuurrijke omgeving en te midden van studenten uit verschillende provincies en landen en met de vooruitstrevende zestigjarige visie op de mens, de wereld en religie die ook daar werd uitgedragen. Deze periode heeft in grote mate mijn persoonlijke ontwikkeling bepaald. Er was een goede persoonlijke begeleiding, een dagelijks streng ritme van activiteiten, van inspanning en ontspanning en van rust en stilte die ruimte boot voor studie en reflectie. Het verblijven en werken in de omringende natuur door te wandelen, te mediteren en mee te werken op de boerderij heeft me een liefde en verbondenheid met de natuur bijgebracht.
Hier leerde ik dat we als mens leven tussen hemel en aarde, dat de aarde en het aardse de plek is waar we kunnen groeien en ons ontwikkelen als fysiek en spiritueel wezen. Hier werd de basis gelegd voor dat ik mijn verdere leven niet alleen kon genieten van alles wat de aarde ons biedt maar ook een monnik bleef die behoefte had om zich regelmatig terug te trekken uit de drukte van alledag, die interesse had in spirituele zaken en hield van stilte en rust, mediteren en reflectie en het leven beschouwde vanuit wetenschap, filosofie en kunst, waarbij wetenschap staat voor het leren kennen van de objectieve werkelijkheid, kunst voor het beleven ervan en filosofie voor de bezinning op de werkelijkheid.
Ook werd hier de basis gelegd voor mijn interesse in het Holisme, de helikopter- en mollenblik en het Kathedraaldenken. Het Holisme beschouwt de wereld en alles erop en omheen als een verwevenheid waarin voortdurend dynamische processen plaatsvinden, waarin alles met alles samenhangt en kleine verstoringen invloed hebben op het functioneren van het geheel, zoals we momenteel zien in de klimaatcrisis.
Het kijken met helikopter- en mollenblik betekent dat we zowel het geheel moeten proberen te overzien als oog hebben voor de details. Het geheel kan niet goed functioneren als we geen oog hebben voor de kwaliteit van de onderdelen die het geheel vormen. Het goed functioneren van een voetbalteam wordt bepaald door de kwaliteit van de verschillende spelers en door de kwaliteit van het samenspel, door het op de juiste manier bemensen van de verschillende posities en de speltactiek.
Het kathedraaldenken staat voor het gericht zijn op de lange termijn. Mensen die in vroegere tijden kathedralen bouwden, maakte de voltooiing doorgaans nooit mee, want de bouw duurde vaak meer dan honderd jaar. Maar ze bouwden jaar in jaar uit met inzet en vakmanschap een stukje van de droom die de opdrachtgevers en bouwmeesters hadden en waren betrokken bij en tevreden met dat stukje bijdrage.
In onze tijd willen we doorgaans direct resultaat zien en hebben we moeite met investeringen en maatregelen die pas veel later vruchten dragen. De politieke cultuur is hier een voorbeeld van. Ze is vooral gericht op de volgende verkiezingen van over vier jaar waardoor onpopulaire maatregelen die nodig zijn voor noodzakelijke verbeteringen op lange termijn maar moeilijk worden genomen, zoals we momenteel zien met betrekking tot de stikstofmaatregelen die onder andere zowel boeren als vervuilende bedrijfstakken treffen en begrijpelijk in een proteststand zetten, maar die maatregelen zullen toch op de een of andere manier doorgevoerd moeten worden, willen we de enorme gevolgen van de bedreigende klimaatcrisis een halt toeroepen.
Terugkijkend op mijn leven, zie ik, met verwondering maar ook met zorgen, hoe in de bijna 80 jaar van mijn leven de wereld ingrijpend is veranderd, met name met betrekking tot onder andere:
Ik groeide op in een gezin met negen kinderen in een huis met een woonoppervlak van ongeveer 115 vierkante meter. Dat is ongeveer 10 vierkante meter per persoon. In 2018 bedroeg het gemiddelde aantal vierkante meters per persoon volgens het CBS 65 vierkante meter.
Wij gingen 1 keer per week in bad en dan ook nog in hetzelfde water. Nu douchen heel veel mensen elke dag.
Wij hadden twee stel kleren, een voor door de week en 1 voor de zondag en deze werden pas vervangen als ze te klein waren of versleten. Kleren gingen over van oud naar jong en werden versteld als ze kapot waren. Nu hebben we kasten vol kleren, gaan met elke modetrend mee en hebben we vaak elke dag wat anders aan.
Er waren geen buitenterrassen en mensen gingen zelden of nooit uit eten. Nu zitten dagelijks, zomer en winter de talrijke terrassen vol en in de winter ook nog verwarmd, gaan mensen vaak uit eten, halen het eten af bij de vele foodafhaalpunten of laten het thuis bezorgen. Van de millennials ontbijt een op de vijf minimaal één keer in de week buiten de deur en 1/3 laat minstens 1 keer per maand eten thuisbezorgen. Buiten de deur dineren is terug op het niveau van voor de crisis. Toen ging 18% van Nederlanders minimaal één keer per week uit eten.
In ons gezin aten we ongeveer drie keer per week een beetje vlees. Nu eten we gemiddeld 39 kilo vlees per persoon per jaar, dat is gemiddeld 750 gram per week.
We gingen in een straal van maximaal 200 kilometer op vakantie en 1 keer een week per jaar. Nu staan er tijdens elke vier vakantieperiodes enorme lange rijen op vliegvelden om op vakantie te gaan naar bestemming over de hele wereld en wordt er melding gemaakt van minsten 3 zwarte zaterdagen voor het wegverkeer op weg naar verre vakantiebestemmingen.
We speelden altijd buiten en als het regende speelden we met meccano, zetten daarmee allerlei constructies in elkaar en deden spelletjes zoals Mens erger je niet, Monopolie en kaartspellen. We hadden geen televisie maar luisterde zaterdagavond naar hoorspelen op de radio en naar muziek. Nu spelen kinderen nog zo weinig buiten dat er speciale bewegingsprojecten worden opgezet, heeft iedereen een telefoon en elk gezin minstens 1 ipad en televisietoestel met een groot aantal kanalen en streamingdiensten en zie je zowel kinderen als volwassenen overal voortdurend op hun smartphone kijken, in de ban van en vaak verslaafd aan de sociale media.
In de schouwburg was er een paar keer per maand een voorstelling, nu zijn er vaak 2 voorstellingen per dag.
Woodstock was in 1969 een van de eerste muziekfestivals. In 2019 waren er in Nederland 1123 muziekfestivals.
Mijn vader had een goede baan, maar met negen kinderen waren goed kunnen budgetteren en zuinig zijn noodzakelijke vaardigheden. Wat we verdienden als vakantiewerkers was een bijdrage aan de algemene vakantiepot. We zagen de zorgen van mijn moeder als er onverwachte uitgaven waren en werden door ons beperkte zakgeld gedwongen goed na te denken over wat we waaraan uitgaven. Daardoor kregen we niet alleen zicht op de waarden van geld maar leerden we ook prioriteiten stellen aan welke dingen we geld uitgaven. Geld lenen en schulden maken was uit den bozen. Door de gestegen en langdurige welvaart hebben een hele hoop kinderen en volwassene in deze tijd niet geleerd om te bezuinigen omdat ze nooit echt prioriteiten in hun uitgaven hebben hoeven stellen en/of vaak geen besef hebben waaraan ze het geld uitgeven omdat ze dat niet bijhouden en er dus geen inzicht in hebben, wat in deze tijd van stijgende prijzen grote problemen veroorzaakt.
Je kunt nu als lezer opmerken dat veel ouderen altijd vinden dat het vroeger beter was en nieuwe ontwikkelingen en opvattingen met grote en zorgelijke argwaan bekijken. En dat is gedeeltelijk waar. Toen er stinkende auto’s, locomotieven en machines verschenen, werden die door veel mensen als bedreigende monsters ervaren en voor mijn vrome moeder was de televisie de verspreider van immorele beelden en gedachten. In de jaren zestig wekten mijn kleding, haardracht en opvattingen en die van veel van mijn leeftijdgenoten grote afschuw en verontrusting op, niet alleen bij mijn ouders maar ook bij mijn toenmalige leraren en vele anderen. En toch is het met mij en mijn leeftijdgenoten allemaal goed gekomen. Dus wat dat betreft ben ik niet pessimistisch. Maar mijn verontrusting over deze tijd ligt niet zozeer in de huidige ontwikkelingen op zich maar in het ontbreken van aandacht voor de snelheid waarmee ze plaatsvinden en ongebreidelde groei ervan. We nemen in onze obsessie voor groei- en vernieuwingshonger niet de tijd om goed na te denken over de gevolgen ervan voor onszelf en onze omgeving. De huidige groei is doorgaans niet het gevolg van ons streven naar het verbeteren van een wereldwijde welvaart en welzijn, maar van onze hebzucht, van onze obsessie voor geld, voor rijkdom. En die obsessie komt niet voort uit betrokkenheid maar omdat we ons laten leiden door ons ego, ons egoïsme.
‘Net zoals je angst nodig hebt om als mens in leven te blijven, heb je je ego ook nodig, want dat verschaft je de fundamentele contouren van je persoonlijkheid – om je te helpen je individualiteit op te eisen, je verlangens te specificeren, te leren inzien waar je voorkeuren naar uitgaan en je grenzen te stellen.
Maar je moet je ego niet alle touwtjes in handen geven, want dan loopt het uit op een fiasco. Je ego is een fantastische bediende, maar ook een verschrikkelijk bediende – je ego wil namelijk maar één ding, en dat is beloond worden, beloond worden en nog eens beloond worden. En aangezien dat nooit genoeg is, zal je ego altijd teleurgesteld zijn. Als je daar niets aan doet, zal een dergelijke teleurstelling je van binnenuit opvreten. Zo’n ego dat niet aan banden wordt gelegd noemden de boeddhisten een ‘hongerig spook’ – altijd uitgehongerd, altijd brullend van verlangen en hebberigheid.
…..
Maar mijn redding is deze gedachte: ik weet dat ik niet alleen een ego ben, maar ook een ziel. En ik weet dat mij ziel maalt om beloning of mislukking.’
Elisabeth Gilbert, Big Magic, pag. 230-231.
Al in 1972 verscheen het alarmerende rapport over de toekomst van de aarde en de mensheid van de Club van Rome, met als titel ‘Grenzen aan de groei’. Helaas hebben we daar niets of in ieder geval te weinig mee gedaan en is de groei niet begrensd, integendeel. De ongebreidelde wereldwijde groei is de oorzaak van de crisissen die momenteel onze welvaart, ons welzijn en zelfs ons voorbestaan bedreigen, zoals de huidige klimaatcrisis.
Elke generatie heeft zijn eigen levensopdracht voor de groei en ontwikkeling van iedereen persoonlijk en die van de maatschappij naar bewustzijn, vrijheid en betrokkenheid. Voor de volgende generatie zie ik als opgave:
‘Je creëert je levensweg zelf – terwijl je hem gaat, zeggen de oude Chinezen. En elke stap op die weg telt. Onderweg doe je ervaringen op, zijn er zonnige en donkere dagen. Een vruchtbare afwisseling: zon en regen zijn beide nodig om te kunnen groeien. Omarm daarom het leven, precies zoals het is.’
Happinez 4-2016, pag. 115
Valkenburg, oktober 2022
© Harrie Bielders