Wie of wat ben ik?

Wie of wat ben ik?


'Er is een vraag die je jezelf moet stellen als je vanavond naar bed gaat. De allerbelangrijkste vraag: wat zijn mijn dromen? Welke dromen heb ik als sinds mijn jeugd, die ik nooit helemaal heb nagejaagd omdat op een bepaald moment het leven zich ermee bemoeide?

Misschien ben je ze vergeten. Dromen worden begraven door de beproevingen, teleurstellingen en lotgevallen van het leven. Maar dat is eigenlijk een bemestingsproces.

De dromen gaan niet weg. Ze wortelen zich juist en kunnen met een beetje water weer tot leven worden gewekt, gecreëerd – groter, sterker, beter dan daarvoor.'

 

Rupert Isaacson, De lange weg naar huis.

 

Inhoud.

 

      Voorwoord. 

 

  1. Verstoorde samenhangen. 
  2. Ik als fysiek en niet fysiek wezen.
  3. Ik en mijn omgeving.
  4. Het vinden van onze eigen weg.
  5. Wie of wat ben ik? 

 

Voorwoord.

 

Ik dacht dat we, naar mate we ouder worden, onszelf, de wereld en het leven steeds beter zouden begrijpen. Dat blijkt echter niet het geval te zijn. Naarmate we ouder worden, krijgen we wel meer kennis en inzicht, maar doordat we breder en dieper gaan kijken, ontdekken we steeds ‘werelden’ die we nog niet kennen en begrijpen.

In eerste instantie zien en ervaren we situaties en dingen als geheel en naar mate we langer en beter kijken, zien we steeds meer details en verbanden die onze aandacht en nieuwsgierigheid wekken. De wereld wordt steeds groter, gedetailleerder en ingewikkelder.

Het is zoals wanneer we door de natuur lopen. In eerste instantie zien en genieten we van het groen van de bomen en planten en de stilte en rust die er heerst. Al lopend en rondom ons heen kijkend, zien we vervolgens de grote verscheidenheid aan bomen, planten, vormen en het licht dat door het bladerdek valt en een palet aan licht en kleuren tovert, ruiken we de geuren van het bos en horen we het ruisen van de bladeren en het gefluit van vogels in allerlei toonaarden en ritmes. En als we ontdekken dat alles in de natuur samenhangt en een ecologisch systeem vormt waarin elke verandering of ingreep gevolgen heeft voor het geheel en ontdekken dat dat niet alleen in de natuur het geval is maar in alle organismen waarin alles op een dynamische manier met elkaar samenhangt zoals ons lichaam en leven, onze maatschappij en de wereld, gaan er nieuwe werelden open die fascineren en om begrijpende ontdekkingstochten vragen.

Ook de ontdekkingtocht van onszelf verbreedt en verdiept zich naar mate we ouder worden. Tijdens die ontdekkingstocht ontdekken we steeds nieuwe dingen over en van onszelf en over onze verbondenheid met de mensen en de wereld om ons heen, ontdekken we wat de invloed van de omgeving op ons is en wat ons gedrag voor een invloed heeft op het reilen en zeilen van onze omgeving, wat ons doet nadenken over wat onze persoonlijke bijdrage hieraan zou kunnen zijn.

Om dat aan de weet te komen, zullen we eerst moeten weten wie we zijn, wat we willen en wat we wel en niet kunnen. Een appelboom heeft een ander functie dan een tulp of een grasspriet en hoe gezonder de appelboom, de tulp of het gras is, hoe meer vruchten, bloemen en schoonheid of energie ze kunnen geven en des te groter is de bijdrage die ze kunnen leveren aan hun omgeving, aan het leven op deze aarde.

En net zoals er een grote verscheidenheid is in de natuur, is er een grote verscheidenheid aan mensen, met ieder zijn eigen dromen, capaciteiten en zijn waardevolle bijdragen aan de maatschappij. We kunnen ons als mens alleen waardevol voelen en een zinvol leven leiden als we een waardevol plekje hebben in de samenleving door er met onze eigen persoonlijke capaciteiten een bijdrage aan te leveren. Vinden we dat plekje niet dan blijven we een puzzelstukje in een puzzeldoos dat zich niet bewust is dat het nodig is om samen met de andere stukjes een mooie puzzel te vormen.

Wie of wat we zijn en welke specifieke dromen we hebben, zijn dan ook essentiële vragen om te worden wie we diep in onszelf zijn, om ons plekje in deze wereld te vinden en om te ontdekken wat zin geeft aan ons leven.

 

De tekst van Rupert Isaacson aan het begin van dit boekje spoort ons aan om op zoek te blijven gaan naar wat onze dromen zijn omdat, zoals de Griekse filosoof Aristoteles al zei, daarin onze roeping ligt. We zullen alleen ons echte zelf worden en echt vrij en gelukkig zijn als we in staat zijn de weg van onze dromen te volgen, zoals een appelboom alleen een gezonde en stralende appelboom kan worden als hij zijn energie steekt in dat wat zijn bestemming is namelijk het optimaal voortbrengen van bloemen en appels en zijn specifieke bijdrage leveren aan het ecologisch systeem waarbinnen hij groeit. Als hij een tulp wil zijn, zal hij verpieteren. Ook wij zullen verpieteren als we een verkeerd zelfbeeld hebben, als we iets willen wat niet met onze diepste dromen en onze capaciteiten overeenstemt.

 

Ik heb als nieuwsgierige zoeker in een aantal boekjes al ontdekkingstochten ondernomen naar vragen over wie of wat we als mens zijn, waarom we hier op deze aarde zijn en wat onze uiteindelijke bestemming zou kunnen zijn, waarvan de voorlopige antwoorden onder andere zijn vastgelegd in het boekje ‘Zeven vragen over het leven’ uit 2013 en ‘Een trap van steen en wolken: De levensloop van de mens’ uit 2019. Met name het boek ‘Intimiteit’ van de klinische psycholoog Paul Verhaeghe en het boek van agogisch wetenschapper Jos Pauwels ‘Ik wist het!: Gebruik je intuïtie voor een beter leven’ die onlangs op mijn weg kwamen, hebben me weer nieuwe werelden laten zien die me aanspoorden om ze te ontdekken en aanvullende antwoorden te zoeken op de vraag wie en wat we zijn en wat ons leven zinvol zou kunnen maken.

 

Ik begin met dit voorwoord aan een nieuwe boekje, aan een nieuwe ontdekkingstocht en weet nog niet wat die oplevert, maar met het moto van het Taoisme dat het lopen van de weg belangrijker is dan het doel omdat het lopen van de juiste weg bepaalt of we ons doel wel of niet bereiken. ‘De vraag is belangrijker dan het antwoord’ sluit hierbij aan omdat de zoektocht naar antwoorden de kwaliteit van de antwoorden bepaalt.

Graag neem ik je mee op deze ontdekkingstocht.


1. Verstoorde samenhangen.

 

Als we kijken naar de huidige stand van zaken moeten we constateren dat we op heel veel gebieden met een crisis geconfronteerd worden doordat binnen organismen de natuurlijke wisselwerking en dynamiek tussen de verschillende onderdelen verstoord is geraakt. Het duidelijks is dat te zien in de klimaatcrisis die veroorzaakt wordt doordat we teveel CO2 uitstoten waardoor o.a. de temperatuur op aarde stijgt, waardoor ijsmassa’s smelten, de zeespiegel stijgt en, zoals de deltacommissaris zei, natter natter wordt, droger droger, heter heter en dat dat steeds vaker zal gebeuren, met alle nadelige gevolgen voor o.a. onze natuur, de voedselproductie en de bewoonbaarheid van laag gelegen en droge gebieden, wat weer zal leiden tot vluchtelingenstromen, enz. enz.

 

Binnen organismen hangt alles met alles samen op een dynamische manier en kan een ingreep onvoorziene gevolgen hebben. Verstoringen binnen organismen hebben als kenmerk dat ze een spiraal, een kettingreactie van afbrekende gevolgen veroorzaken.

Naast het bovenstaande voorbeeld van het klimaat kan op detailniveau als voorbeeld hiervoor worden genoemd het rooien van bomen en hagen rondom akkers om er een groot perceel van te maken. Dat levert op de korte termijn meer winst op doordat de werkzaamheden efficiënter kunnen verlopen, maar op de lange duur blijken de effecten desastreus. Er treedt erosie op en er verdwijnen insecten, vogels en biodiversiteit waardoor de bevruchting van bomen en planten op haar beurt wordt bedreigd, waardoor onze voedselvoorziening in gevaar komt.

 

Tegenover verstorende ingrepen die een negatieve spiraal veroorzaken, is ook het tegenovergestelde mogelijk, zoals we dat o.a. zien binnen de biologische landbouw. Als verstorend handelen wordt omgezet in verzorgend handelen door het natuurlijke bodemleven niet te verstoren door het alsmaar om te woelen, de grond te verdichten door zware machines en kunstmest te gebruiken, maar de grond zoveel mogelijk met rust te laten, een gevarieerde teelt toe te passen en geen pesticiden te gebruiken, ontstaat er zowel in als boven de bodem een biodiversiteit die zowel de kwaliteit van de gewassen als die van de omgeving ten goede komt.

 

Alle leven neigt naar eenheid, naar verbinding tussen de verschillende samenhangende delen. Zowel binnen de natuur, de mens, ons lichaam, gemeenschappen en landen streeft alles vanuit zijn diepste zijn naar verbinding, verbondenheid, naar samenhang en samenwerking omdat het geheel alleen goed kan functioneren door goed functionerende en samenwerkende onderdelen en de onderdelen alleen goed kunnen functioneren als het geheel goed functioneert. Als dat het geval is, is er sprake van evenwicht, balans, van gezondheid. Alles wat gezond is, straalt leven uit of het een bos, de bodem, de lucht, het water of een gezonde en evenwichtige persoon of gemeenschap betreft. En leven is niet statisch, maar groeit, is dynamisch en vernieuwend via opeenvolgende cycli van ontstaan, bloei en neergang, zoals we dat zien in de cycli van de jaargetijden. Groei groeit steeds verder naar hogere vormen van zijn, zoals we dat kunnen waarnemen in de ontwikkeling van onze kennis, vaardigheden en persoonlijkheid door het doorlopen van de verschillende opeenvolgende schooljaren en opleidingen. Leven is groeien en groeien is leven. Als er geen groei meer is, is er de dood. De kunst van leven, is de kunst van het bevorderen van groei.

 

Natuurlijke groeicycli houden ook in dat we naast periode van bloei ook crisissen, dipjes, tijdelijk ongemak, verwarring en onzekerheid zullen tegenkomen en dat we moeten leren daar op een goede manier mee om te gaan. Voorspoed en tegenspoed zijn samenhangende onderdelen van natuurlijke groei, zoals in oude geschriften sprake is van 7 vette en 7 magere jaren als levenscycli. Zonder inspanning is geen groei en ontwikkeling mogelijk. We kunnen een bergtop niet bereiken zonder een inspannende klimtocht, geen diploma halen zonder hard te studeren en we zullen onze dromen niet realiseren zonder ons er vasthoudend voor in zetten. En tijdens al deze inspanningen zullen we doorgaans momenten van twijfel hebben over of we het kunnen en halen.

 

Op de achterkant van het boek ‘Een trap van steen en wolken: De levensloop van de mens’ schreef ik:

 

‘We zijn op weg, jij, ik. En ook al staan we soms letterlijk of figuurlijk stil, de tijd voert ons mee door de dagen, weken, maanden en jaren, door de jaargetijden, de verschillende levensfasen en de specifieke tijd waarin we leven, waarin we mensen, situaties en gebeurtenissen tegenkomen die ons uitdagen, waardoor we kunnen groeien en ons ontwikkelen. Deels zijn we vrij in wat we doen en de wijze waarop we ons leven leiden, deels hebben we, of we het willen of niet, gewoon de algemene levensprocessen te doorlopen, zoals die van de groei van kind naar volwassen en die van het ouder worden. Net zoals de jaargetijden heeft elke levensfase zijn gaven en opgaven.’

 

Daarom is belangrijk dat we ons niet tegen de natuurlijke en soms grillige processen van het leven afzetten, maar dat we ons er door mee laten voeren, zoals het tijdens raften op een wilde rivier geen zin heeft tegen de stroom in te gaan, maar het de kunst is om je door de stroom mee te laten voeren en alleen bij te sturen als het nodig is om de juiste koers te houden en obstakels te omzeilen. Snel door een crisisperiode willen heenkomen, ouderdom met al zijn kwaaltje proberen te ontkennen of proberen te vermijden of verdriet of andere nare gevoelens die het leven veroorzaakt wegstoppen, is antiproductief, niet bevorderlijk voor onze natuurlijke groei. Het leven laat zich niet dwingen. Het leven zien en ervaren als een leerproces met vallen en opstaan naar steeds verder, is naar mijn mening de juiste houding in het proces van natuurlijke groei en ontwikkeling. 


*


Naast de boven beschreven klimaatcrisis zien we een crisis in de verhoudingen tussen mensen die leidt tot een toestand die ik in het boekje ‘Nieuwe manieren van kijken, voelen en weten: echt zien en weten’ vergelijk met een gemetselde bakstenen muur waarvan het voegen beginnen uit te vallen, de cement zijn verbindende kracht heeft verloren, een proces waardoor de muur dreigt in te storten als de voegen binnen niet al te lange tijd worden uitgekapt en opnieuw worden gevoegd met sterke voegspecie. Ook binnen onze maatschappij is het verbindende aan het verzanden, uit elkaar aan het vallen en verliest de maatschappij haar stabiliteit en raken we als individu ontheemd en voelen we ons nutteloos, eenzaam en verloren.

Voorheen waren er levensopvattingen, normen en waarden van godsdiensten en gemeenschappen die ons leven richting gaven en ons verbonden, en erkenden we het gezag van ‘de overheid’ die ons gedrag via regels en wetten zodanig probeert te reguleren dat we op een goeden manier samenleven. Maar door de ontkerkelijking en het minder accepteren van gezag zijn deze verbindende elementen steeds meer verdwenen en zijn we in een soort niemandsland terechtgekomen waar alle richtingaanwijzers zijn verdwenen en waar we met zijn allen een beetje verdwaasd staan rond te kijken en iedereen in paniek maar wat roept om weer een gezamenlijk houvast en overeenstemming te vinden over hoe we op een zodanige manier met elkaar kunnen omgaan dat zowel het individuele als het gemeenschappelijke belang worden gediend.

En dan worden er een aantal problemen duidelijk. Doordat eerst anderen onze normen en waarden bepaalden, hebben we in onvoldoende mate geleerd om zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor ons eigen gedrag en voor het algemeen belang. En doordat we steeds minder het gezag van anderen accepteren, zijn we vaak allergisch voor regels en kritische en corrigerende opmerking en maatregelen en vergeten we dat we ons alleen als persoon en sociaal wezen kunnen ontwikkelen als we leren kritisch naar ons eigen gedrag te kijken. En dat leren we alleen als we accepteren dat anderen ons op ons gedrag aanspreken en eventueel corrigerend optreden. Zonder het accepteren van kritiek ontstaan er hordes verwende kinderen en vervolgens volwassenen die vooral uitblinken in het nastreven van hun eigenbelang en boos reageren als dat ook maar even in het gedrang komt. Zonder kritisch naar onszelf te kijken, zijn we niet in staat om van onze fouten te leren, onszelf echt te leren kennen en ons te ontwikkelen als persoon en als een sociaal wezen, wat, zoals we hierboven hebben gezien, noodzakelijk is om de maatschappij als organisme goed te laten functioneren.

*


Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat we niet alleen met een klimaat- en een verbondenheidcrisis met elkaar hebben maar dat we ook een probleem hebben met het vinden en lopen van onze eigen persoonlijke weg in dit ingewikkelde leven, omdat die weg in vorige tijden en ook nu nog vaak in grote mate door anderen voor ons wordt uitgestippeld en omdat we nog niet geleerd hebben wie we zijn, wat onze dromen en capaciteiten zijn, wat we wel en niet kunnen, en we dus niet weten wat onze persoonlijke weg en plek zou kunnen zijn in de maatschappij.

Inzicht hebben in wie we zijn, wat we willen en kunnen, is een voorwaarde om vrij te zijn: ons leven te kunnen vormgeven vanuit onze eigen dromen en capaciteiten en niet vanuit de verwachtingen van anderen in de vorm van reclames, influencers en modeverschijnselen of vanuit de behoefte ‘om erbij te willen horen’.

Vrijheid is op haar beurt een voorwaarde om echt betrokken te kunnen zijn bij anderen en de maatschappij omdat we alleen oprecht betrokken kunnen zijn als we dat doen vanuit vrijheid en niet omdat we anderen en het andere nodig hebben om onszelf goed en waardevol te voelen. Dat is immers geen echte betrokkenheid, verbinding, maar afhankelijkheid. 

*


Uit het bovenstaande kunnen we de conclusie trekken dat onze verbinding met de omgeving alleen mogelijk is als we een goede verbinding hebben met onszelf, met onze dromen en capaciteiten. Zo blijkt dat het voor een goede liefdesrelatie noodzakelijk is dat je van jezelf houdt, dat je zelfvertrouwen hebt en jezelf in voldoende mate waardeert en de ander daarvoor niet nodig hebt. Als dat niet het geval is, is er sprake van afhankelijkheid met alle problemen van dien. Daarom zijn emancipatieprocessen van individuen en groepen noodzakelijk om goede relaties te hebben zowel binnen partner- en vriendschappen als binnen groepen, gemeenschappen en volkeren, immers personen en gemeenschappen zijn organismen waarin de kwaliteit van de samenstellende delen de kwaliteit van het geheel bepalen en de kwaliteit van het geheel mede de kwaliteit van samenstellende delen bepaalt.

Om de geschilderde problemen ten aanzien van het klimaat, de samenhang en verbinding in gemeenschappen en onze zelfkennis te kunnen oplossing, moeten we dus beginnen bij onszelf. Onze opvattingen, normen en waarden bepalen ons gedrag en daardoor het functioneren van de politiek, organisaties, culturen en volkeren. De politiek en organisaties zijn abstracte begrippen, het zijn samenwerkingsverbanden van individuele personen. Dus laten we de wereld veranderen en beginnen bij onszelf als de bouwsteen van gemeenschappen.

In de volgende hoofdstukken wordt daarom op zoek gegaan hoe we bewuste, vrije en betrokken personen kunnen worden in dit ingewikkelde leven en in deze chaotische wereld, te beginnen met een nadere beschouwing van de complexiteit van ons fysieke en niet fysiek zijn.

2. Ik als fysiek en niet fysiek wezen.

 

Het boek Intimiteit van de klinisch psycholoog Paul Verhaeghe gaat over de verhouding tussen ons en ons lichaam en in ruimere zin tussen mij en mijzelf. Hij werkt in het boek de stelling uit dat de soms mooie, maar vaak moeilijke verhouding die we hebben met anderen te maken heeft met de soms mooie, maar vaak moeilijke verhouding met onszelf. We kunnen onszelf haten of verliefd zijn op ons zelf, voortdurend aan onszelf twijfelen of ons zelf overschatten, vaak van alles tegelijk, wat leidt tot een verdeeldheid, tot innerlijke spanning die een rol speelt in onze verhoudingen tot anderen. En de verhouding met anderen is van groot belang voor het functioneren van onszelf en de maatschappij als geheel, zoals we in het voorafgaande hebben gezien.

Als er spanningen kunnen ontstaan tussen mij en mijzelf, houdt dat in dat ik blijkbaar uit verschillende ikken, uit verschillende delen besta die zich wel of niet goed tot elkaar verhouden, die samen wel of geen eenheid vormen. Dit vraagt om een nadere verkenning.

 

Een aantal delen van ons gehele ik zijn fysiek en maken deel uit van ons fysieke lichaam dat bestaat uit de romp, de ledematen (armen en benen) en het hoofd dat de hersenen bevat, de ogen om te kijken, de oren om te horen, de neus om te ruiken en de mond om te eten en te proeven.

Ook bevinden zich in ons lichaam een groot aantal organen die allemaal een eigen functie hebben. Ze werken samen en beïnvloeden elkaar, zodat ons lichaam goed kan werken en we gezond blijven. Sommige organen werken samen aan eenzelfde taak, bijvoorbeeld het verteren van voedsel, en vormen samen een orgaanstelsel.

Zo bevinden zich in het bovenste deel van de romp, in het gedeelte boven het middenrif, de longen en ons hart: het ritmische stelsel, de zetel van het voelen. Als we verliefd zijn of intens gelukkig, bonkt ons hart en gaan we automatisch sneller ademhalen. Bij stres geldt hetzelfde. Ons ritmisch stelsel reageert meteen op datgene wat we voelen omdat het is de plek waar ons gevoelscentrum ligt.

In het gedeelte van onze romp onder het middenrif ligt o.a. het spijsverteringstelsel waar het voedsel wordt omgezet in energie, waardoor we kunnen handelen, onze ledematen kunnen gebruiken en dat daarom ook wel het ledenmatenstelsel wordt genoemd. Als onze maag of darmen ziek zijn, voelen we ons slap en lusteloos. Ons spijsverteringstelsel is ons energiecentrum voor ons bewegen en handelen.

 

Ons lichaam heeft om zichzelf op een vanzelfsprekende en onbewust doeltreffende manier te ontwikkelen en te beschermen een groot aantal aangeboren innerlijke neigingen, zogenaamde natuurdriften die we instincten noemen en die we ook kunnen omschrijven als een aangeboren gevoel dat je iets wilt of moet doen. Kinderen zoeken en drinken automatisch aan de moederborst, gaan vanzelf kruipen en lopen en iedereen reageert automatisch op iets wat als bedreigend wordt ervaren door bijvoorbeeld weg te rennen en/of bescherming te zoeken.

 

De Engelse bioloog Rupert Sheldrake verklaart deze verschijnselen doordat we verbonden zijn met een energieveld, het zo gehete morfogenetische veld, waarin patronen zijn vastgelegd voor onze groei en ontwikkeling, een soort computerprogramma dat onze natuurlijke groei en de bescherming ervan reguleert.

 

Om ons te beschermen tegen allerlei bedreigingen van binnen en buiten, hebben we allerlei soorten ‘rookmelders’ die ons waarschuwen als er iets niet orde is. Zo is pijn in spieren, buik of hoofd een teken dat ze niet meer goed functioneren en ons aanzetten op zoek te gaan naar de oorzaak hiervan en maatregelen te nemen.

Het aantal ‘rookmelders’ is niet statisch en niet alleen fysiek maar ook niet fysiek, psychisch, en kan worden uitgebreid door persoonlijke ervaringen die we als bedreigend hebben ervaren, bijvoorbeeld door de ervaring dat we door een hond worden gebeten. Na dit gebeuren zullen we in de nabijheid van een hond automatisch als bedreigend ervaren omdat de eerdere ervaring met de hond wordt opgeslagen in ons onderbewustzijn, een energieveld waarin onze gedachte en gevoelens worden opgeslagen en dat niet direct toegankelijk voor ons is, maar dat wel onbewust ons gedrag beïnvloedt.

 

Uit het bovenstaande blijkt dat ons handelen kan worden aangestuurd door onze instincten, onze aangeboren innerlijke neigingen, en door onbewuste reacties vanuit opgeslagen ervaringen in ons onderbewuste.

Wat ons onderscheidt van dieren is dat wij ook bewust kunnen handelen. Bewust gedrag, bewust handelen wordt gekenmerkt door gedrag dat volgt op iets waar we eerst hebben over nagedacht. Doordat we bewustzijn hebben, hebben we niet alleen reacties op wat we zien, horen, ruiken, proeven en denken, maar kunnen we door ‘op enige afstand’ naar onszelf te kijken die reacties als het ware ook zien, kunnen we weten wat we dan denken, voelen en op allerlei manieren waarnemen en kunnen we dat onder woorden brengen voor onszelf en anderen. Doordat we dan een beeld hebben van de werkelijkheid, kunnen we er ook vanuit een bepaald standpunt naar kijken, bijvoorbeeld vanuit de normen en waarden van onszelf of van anderen, of vanuit de herinneringen aan eerdere en andere situaties. Hierdoor krijgen we niet alleen een beeld van onszelf hoe we reageren in bepaalde situaties, maar kunnen we onze manier van reageren ook aanpassen, althans proberen aan te passen. Als we ons bijvoorbeeld bewust worden dat we in bepaalde situaties altijd boos worden, kunnen we nagaan wat de reden daarvan zou kunnen zijn en of onze reactie wel echt gegrond of verstandig is en kunnen we proberen ons gedrag aan onze nieuwe zienswijze aan te passen.

 

Bewustzijn vormt de basis van zelfkennis en gewenste gedragsveranderingen, van onze groei en ontwikkeling. Willen we ons gedrag aanpassen dan vereist dat op de eerste plaats dat we ons bewust zijn dat we een bepaald gedrag vertonen, dat we dat niet ontkennen maar herkennen en erkennen en een beeld hebben van welk gedrag beter zou zijn voor onszelf en de omgeving.

 

Als sinds eeuwen situeert de wetenschap de functies van ons denken, bewustzijn en geheugen in onze hersenen vanuit de ontkenning van een niet-materiële werkelijkheid. Met name door onderzoek naar de ervaringen van mensen met een bijna-dood-ervaring (BDE) blijkt echter dat als we hersendood zijn, we ons alles wat we hebben meegemaakt nog herinneren, we ons nog bewust zijn van onszelf, nog kunnen denken, voelen en zien, maar dan op een andere, niet fysieke manier.

Dit leidt tot de conclusie dat ons denken, psychisch voelen, ons geheugen en ons bewustzijn zich niet in onze hersenen afspeelt maar in een niet fysiek bewustzijnsveld dat voorleeft na onze dood en dat tijdens ons leven met onze hersenen met een soort USB-stick is verbonden. De hersenen zetten de processen van dat veld om in fysieke waarnemingen en acties, zoals de computer op dit moment mijn toetsaanslagen omzet in letters op mijn beeldscherm. Zonder input geeft de computer geen output, zonder input geven onze hersenen geen output in de vorm van allerlei soorten ervaringen en acties.

Onze hersenen kunnen we beschouwen als onze eigen ingenieuze fysieke computer die de impulsen van onze instincten, ons onderbewustzijn en ons bewust handelen omzet in fysieke gewaarwordingen en acties.

 

Geheugenverlies of niet meer kunnen praten, wil niet zeggen dat de herinneringen er niet meer zijn of dat we niet meer willen praten, maar dat door een defect in onze hersenen dat willen praten niet meer omgezet kan worden in de gewenste actie. Mijn vader voelde zich op het einde van zijn leven machteloos omdat hij mij dingen wilde vertellen maar aangaf dat hij dat wat hij wilde zeggen geen woorden meer kon geven.

Alle fysieke prikkels worden door de hersenen omgezet in bepaalde gewaarwordingen die op hun beurt weer een actie kunnen aansturen. En prik in mijn huid wordt omgezet in een ervaring van pijn die me doet schrikken en eventueel een afwerende houding tot gevolg heeft. Instinctieve impulsen worden door de hersenen omgezet in impulsieve reacties. Hetzelfde geldt voor bewuste genomen beslissingen in het bewustzijnsveld. Deze worden door onze hersenen omgezet in bewuste acties. Doordat we bewust acties kunnen nemen, kunnen we impulsief gestuurde reacties vanuit onze instincten of vanuit ons onderbewustzijn tegenhouden of corrigeren. Als ik vanuit deze gebieden de neiging heb om als reactie heb op iemands gedrag hem een stomp te geven, kan mijn denken vanuit het bewustzijnveld deze reactie tegenhouden vanuit mijn opgebouwde inzicht dat dit niet goed is in die situatie.

 

In het bovenstaande wordt duidelijk dat we net als dieren een fysiek lichaam hebben met instincten die ervoor zorgen dat we fysiek kunnen groeien en beschermd worden voor fysieke bedreiging. Instincten zorgen dat we kunnen overleven.

Mensen willen niet alleen overleven maar ook leven, zich psychisch en spiritueel ontwikkelen, en dat komt omdat we een ziel hebben. Onze ziel is ons oorspronkelijke en niet vergankelijke ‘niet fysieke zijn’ dat tijdens het geboorteproces is geïncarneerd in het fysieke lichaam van een kind dat daardoor bezield wordt en mede een eigen identiteit krijgt omdat ieder geestelijk zielenwezen in zijn eerder bestaan al een eigen groei en ontwikkeling heeft doorgemaakt. En dit zielenwezen heeft ervoor gekozen om op deze aarde als fysiek zielenwezen zijn groei en ontwikkeling voort te zetten omdat deze fysieke wereld ons haar specifieke groei- en ontwikkelingsmogelijkheden geeft.

 

Onze oorsprong als zielenwezen bevindt zich in het Al, in het onbenoembare dat de oorsprong en doel is van alles. Omdat het Al oneindige Liefde is, zijn wij als zielenwezen geschapen om in liefde te bloeien, zoals een appelboom er is om te bloeien als appelboom. Als zielenwezen hebben we dan ook normen en waarden die gericht zijn op liefde, op betrokkenheid en verbinding.

Zielenontwikkeling is gewetensontwikkeling, het ontwikkelen van normen en waarden die gericht zijn op betrokkenheid en verbinding met mensen en de hele schepping.

 

Net zoals het fysieke lichaam een verbinding heeft met een energieveld dat het doet groeien en beschermt, heeft de ziel ook zijn eigen energieveld. Beide energievelden smelten tijdens ons geboorteproces samen en zijn net als ons vaat- en zenuwstelsel een integraal onderdeel van het fysieke lichaam. Het energieveld doordringt en omringt het fysieke lichaam en is bekend als onze aura die we tegenwoordig met speciale apparatuur kunnen fotograferen.

Onze aura bestaat uit 4 subvelden. Een van die subvelden is het etherische veld. In dit veld ligt o.a. onze levensenergie, het eerder genoemde morfogenetisch veld dat is verbonden met een groot algemeen energetisch veld waarmee het een uitwisseling heeft.

De energie van dit veld en de energie die de aarde doordringt, worden via de zogenaamde chakra’s naar ons lichaam geleid.

We staan als mensen letterlijk tussen de energiepolen van de aarde en de kosmos. Via onze voeten staan we in verbinding met de energie van aarde en met onze kruin met de energie van de kosmos. Deze energieën lopen via een energiekanaal aan de achterkant van ons lichaam van boven naar beneden en van beneden naar boven en hebben via 7 knooppunten, de 7 chakra’s, verbinding met een bepaald gebied van ons lichaam.

Een chakra kunnen we beschouwen als een transformatorkastje dat de binnenkomende energie omzet in een frequentie die hoort bij het goed functioneren van een bepaald lichaamsgebied met de hieraan gekoppelde lichamelijke, emotionele en geestelijke functies.

De eerste drie chakra’s liggen onder ons middenrif en zijn verbonden met de magnetische energie van de aarde en de directe omgeving en geven ons de energie om ‘met twee benen op de grond te staan’ en ons met het aardse te verbinden.

De bovenste vier chakra’s bevinden zich boven ons middenrif en zijn verbonden met de spirituele kosmische energie, onze oerbron, en verbinden ons met onze hogere normen en waarden, zoals die van liefde, vrijheid en schoonheid.

De chakra’s geven ons de energie om als fysieke en spiritueel wezen goed te kunnen functioneren. We zijn een compleet energiesysteem dat alle niveaus van het zijn verenigt in een energetische totaliteit. Alles wat we denken en voelen beïnvloedt elke cel in ons lichaam. Het vernauwt ons energieveld of breidt het uit en stimuleert onze vitaliteit en de hoeveelheid veerkracht die we tot onze beschikking hebben. Als we ons leven onder controle willen hebben, is kennis van de werking van dit energiesysteem essentieel. Het geeft ons de leiding over onze energie en helpt ons onze gedachten en emoties te ervaren en te reguleren.

 

In de velden van onze aura ligt niet alleen onze levensenergie maar worden ook al onze herinneringen en ervaringen opgeslagen en ligt ons persoonlijke bewustzijnsveld dat op zijn beurt weer een verbinding heeft met een algemeen ervarings- en bewustzijnsveld en daarmee in twee richtingen een uitwisseling heeft. Als we groeien en ons ontwikkelen heeft dat dan ook tot gevolg dat we ook groei en ontwikkeling toevoegen aan het algemene energieveld waaruit iedereen kan putten, net zoals we door onze persoonlijke groei en ontwikkeling iets toevoegen aan de groei en ontwikkeling van de maatschappij en iedereen daar weer zijn voordeel mee kan doen. Deze uitwisseling tussen een persoonlijk en algemeen veld is een verklaring voor bijvoorbeeld het feit dat uitvindingen vaak tegelijk op verschillende plaatsen in de wereld worden gedaan en vaardigheden die op een plek met moeite zijn ontwikkeld daarna op andere plaatsen gewoon aanwezig zijn.

Alles in de kosmos heeft verbinding met elkaar en functioneert als een organisme, als een verbindend, uitwisselend en dynamisch geheel. Ons fysieke lichaam is als organisme in alle opzichten verbonden, afhankelijk en in uitwisseling met het geheel van de aarde. Onze ziel is als geestelijk wezen verbonden en in uitwisseling met de gehele niet fysieke geestelijke wereld.

 *


In het bovenstaande was sprake van het onderbewuste en het bewuste. Deze gebieden vragen om een nadere verdieping.

De neuroloog Sigmund Freud onderscheidde naast het bewustzijn en het onderbewustzijn het onbewustzijn.

Al deze bewustzijngradaties hebben hun verblijfplaats en werkplek in de velden van onze aura.

Ons bewustzijn bevindt zich in het bewustzijnsveld dat is te vergelijken met een ijsberg, waarvan ons bewustzijn het topje is dat boven het water uitsteekt en dus maar het kleinste gedeelte van de ijsberg is. Onze bewuste geest bevat alle gedachten, herinneringen, gevoelens en wensen waarvan we ons op elk moment bewust zijn. De bewuste geest weet en ziet wat er in ons en om ons heen aanwezig is en gebeurt en denkt hierover na. We horen vogels fluiten, zien bomen groen worden en weten dat het lente wordt en verheugen ons daarop vanuit onze eerdere ervaringen met de lente.

Het onderbewuste ligt in de metafoor van de ijsberg net onder de waterlijn en bevat gedachten, gevoelens en herinneringen waar we ons niet van bewust zijn, maar die gemakkelijk kunnen worden teruggehaald in ons bewustzijn. Zo kunnen herinneringen aan bepaalde situaties weer levendig worden gemaakt als we bijvoorbeeld foto’s van die situaties bekijken of fysiek weer teruggaan naar vroegere plaatsen.

 

Het onbewuste omvat het grootste gedeelte van de ijsberg dat ver onder de waterspiegel ligt en dan ook moeilijk is te bereiken voor ons bewustzijn.

In het onderbewuste liggen gedachten, gevoelens, overtuigingen, patronen, gedragingen en herinneringen die buiten ons bewustzijn liggen. Het zijn vaak traumatische en krachtige negatieve ervaringen die we daar veilig hebben opgeborgen, ‘onder de mat geveegd’, omdat we er niet aan herinnerd willen worden.

Ook liggen er bepaalde gedachten en gevoelens en ook dromen die we geen aandacht hebben gegeven. Ze zijn langzaam weggezonken in de diepte van het bewustzijnsveld als bezinksels die alleen weer een beetje naar boven komen als er flink in wordt geroerd. Dit roeren wordt, als het opgelopen trauma’s betreft, doorgaans als zeer onprettig ervaren en veroorzaakt vaak psychische chaos en vereist dan ook professionele begeleiding.

Op de werking van ons onderbewuste en onbewuste op ons gedrag, komen we terug in het volgende hoofdstuk. 

*


In het bovenstaande hebben we gezien dat we een lichaam hebben dat wil overleven en een ziel die wil leven. Onderstaande tekst van Elisabeth Gilbert uit haar boek Big Magic, pag. 230 en 231, geeft een inspirerend inzicht in de noodzakelijke processen om deze twee menselijke ‘delen’ als eenheid te laten functioneren.

 

‘Net zoals je angst nodig hebt om als mens in leven te blijven, heb je je ego ook nodig, want dat verschaft je de fundamentele contouren van je persoonlijkheid – om je te helpen je individualiteit op te eisen, je verlangens te specificeren, te leren inzien waar je voorkeuren naar uitgaan en je grenzen te stellen.

Maar je moet je ego niet alle touwtjes in handen geven, want dan loopt het uit op een fiasco. Je ego is een fantastische bediende, maar een verschrikkelijk bediende – je ego wil namelijk maar één ding, en dat is beloond worden, beloond worden en nog eens beloond worden. En aangezien dat nooit genoeg is, zal je ego altijd teleurgesteld zijn. Als je daar niets aan doet, zal een dergelijke teleurstelling je van binnenuit opvreten. Zo’n ego dat niet aan banden wordt gelegd noemden de boeddhisten een ‘hongerig spook’ – altijd uitgehongerd, altijd brullend van verlangen en hebberigheid.

…..

Maar mijn redding is deze gedachte: ik weet dat ik niet alleen een ego ben, maar ook een ziel. En ik weet dat mij ziel maalt om beloning of mislukking.

…..

Als ik goed voor mij ziel zorg is hij een veel onuitputtelijker en fascinerender leidraad dan mijn ego ooit zal zijn, want mijn ziel verlangt maar naar één ding, en dat is verbazing. En aangezien creativiteit voor mij de beste weg is naar verbazing, neem ik daartoe mijn toevlucht. Creativiteit voedt mijn ziel en legt het hongerige spook het zwijgen op, en zo behoedt hij mij voor mijn gevaarlijkste eigenschap.’

 

In dit hoofdstuk zijn een aantal ‘delen’ van onszelf aan de orde gekomen, fysieke en niet fysieke en een aantal processen dat daarin en daartussen plaatsvinden.

In het volgende hoofdstuk wordt aandacht besteed aan hoe onze groei en ontwikkeling wordt beïnvloed door onze omgeving, onze opvoeding, de situaties die we meemaken en de cultuur waarin we leven en hoe we ons hiertoe verhouden.

3. Ik en mijn omgeving.

 

We zijn als spiritueel wezen op deze aarde gekomen om onze groei en ontwikkeling hier voort te zetten en hebben ons daarom verbonden met een menselijk lichaam. Als spiritueel wezen hebben we in ons vooraardse leven en in eerdere aardse levens al een bepaalde ontwikkeling doorgemaakt. We komen dus niet blanco op deze aarde, we hebben dus al een bepaalde identiteit.

 

Daarnaast heeft ook ons lichaam waarin we incarneerden bepaalde kenmerken en eigenschappen die het heeft meegekregen van de ouders die het verwekt hebben. We hebben hun DNA en genen geërfd. Het DNA bevat codes waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Dit zijn de genen. Elk gen beschrijft de code van een kenmerk, die (mee)bepaalt hoe iemand er uit ziet of hoe iemands lichaam werkt.

Naast deze lichamelijke eigenschappen erven we van onze ouders en voorouders ook karaktereigenschappen, psychische kenmerken omdat die vastliggen in hun energieveld. Als persoon zijn we verbonden met onze ouders en voorouders, met hun geschiedenis.

Binnen een groot aantal culturen is het besef van deze verbondenheid met voorouders nog duidelijk aanwezig in rituelen en normen en waarden. In de westerse cultuur is het bewustzijn van deze verbondenheid veelal verdwenen. Wel wordt die zichtbaar in de zoektocht van kinderen naar een of beide ouders als ze deze niet kennen en in de zoektocht naar afstamming en familiegeschiedenissen.

 

We nemen niet alleen de kenmerken mee van het energieveld van onze ouders en via hen van onze voorouders, maar ook van de het kosmische energieveld waarin we geboren zijn en dat mede bepaald wordt door de stand van planeten op het moment van onze geboorte. We kennen allemaal de invloed van de maan op eb en vloed en die van de volle maan op bijvoorbeeld de emoties van overgevoelige personen. De invloed van de kosmische energie behorend bij een bepaalde stand van de planeten is al eeuwen gebruikt binnen grote culturen en ook nu nog binnen de huidige serieuze astrologie.

 

Niet alleen onze vorige levens, de erfenissen van onze ouders en voorouders en de invloed van de kosmische energieconstellatie op het moment van onze geboorte bepalen wie we mede zijn, maar ook de cultuur waarin we opgroeien en leven, hun normen en waarden vastgelegd in geschreven en ongeschreven regels binnen opvoeding, onderwijs en het economische, politieke en maatschappelijke bestel.

 

Tenslotte bepalen wijzelf wie we zijn omdat we een vrije wil hebben om ons leven in weerwil van bovengenoemde beïnvloedingen vorm en zin te geven. Dit in tegenstelling tot dieren die leven vanuit hun instincten.

 

Zijn deze medebepalende factoren willekeurig of is er een bepaalde samenhang? Velen zullen ze ervaren als toevallige factoren waarmee je maar hebt te dealen. Ikzelf ben van mening dat wij ‘deze omstandigheden’ zelf hebben gekozen voordat we besloten als spiritueel wezen op deze aarde te komen om ons hier verder te ontwikkelen. Net zoals we bij het kiezen van onze toekomst een plan maken voor een bepaalde opleiding en omstandigheden waarin we het beste onze levensdoelen kunnen realiseren, deden we dat ook toen we doelen stelden voor ons leven op deze aarde. We kozen mensen en omstandigheden die ons dienstbaar zouden zijn op onze verdere weg van groei en ontwikkeling.

Voor een uitgebreide weergave van deze gedachtegang verwijs ik naar mijn boekje ‘Een trap van steen en wolken: De levensloop van de mens’.

 

Omdat we hier op aarde zijn gekomen ons onszelf verder te ontwikkelen als een bewuste, vrije en betrokken persoon, is het op de eerste plaats nodig, zoals eerder gezegd, om ons bewust te worden wie we zijn, wat we hier willen realiseren en wat we wel en niet kunnen, want dan alleen kunnen we vrij zijn en ons niet laten meevoeren door wat anderen willen wie we moeten zijn en wat we moeten doen. En alleen dan kunnen we ons als autonoom wezen ontwikkelen en ons met anderen op een open en onafhankelijke manier verbinden.

 

‘Ons leven is autonoom als het ons lukt het zowel innerlijk als naar buiten toe in overeenstemming met ons zelfbeeld te leiden, als het ons lukt bij ons handelen, denken, voelen en willen degene te zijn die we graag zouden willen zijn. En omgekeerd: zelfbeschikking bereikt haar grenzen of mislukt helemaal, als er tussen zelfbeeld en werkelijkheid een kloof blijft bestaan.’

 

Peter Bieri, Hoe willen wij leven, pag. 13.

 

Ons eerste fysieke zelfbeeld krijgen we door in de spiegel te kijken en ons lichaam te zien, ons uiterlijk, onze buitenkant. En omdat we op jonge leeftijd doorgaans nog niet genoeg zelfbewustzijn hebben en gevoel voor eigenwaarden en dat ook op latere leeftijd nog vaak het geval is, wordt ons oordeel over ons beeld dat we in de spiegel zien in grote mate bepaald door wat anderen letterlijke over ons uiterlijk zeggen of wat we in dagelijks beelden voorgeschoteld krijgen als mooi en nastrevenswaardig. En die beelden veranderen steeds, zoals alles wat onderhevig is aan voortdurend veranderende modetrends. We willen allemaal van nature graag gezien en gewaardeerd worden, erbij horen omdat we zowel als fysiek als zielenwezen groepswezens zijn.

Daarom maken we selfies, posten we die op Facebook, Snapchat en Instagram en houden we zorgvuldig het aantal reacties bij en keren we van een Romereis terug met 600 foto’s waarvan 593 van onszelf en 7 van Rome, zoals een leerkracht beeldend vertelde aan de klinisch psycholoog Paul Verhaeghe die dit gedrag verklaart als het gevolg van de mateloze zelfliefde van de adolescent die zich voortdurend afvraagt of hij wel goed genoeg, mooi genoeg is en of er wel iemand is die hem opmerkt.

 

De wijze waarop we naar onszelf kijken, hangt grotendeels af van de manier waarop anderen naar ons kijken.

De eerste ‘spiegel’ waarin we kijken zijn de ogen, het gezicht en de woorden van onze moeder. De kwaliteit van haar gezichtsuitdrukkingen, van de klank van haar woorden en van of ze wel of niet reageert op onze gevoelsuitingen zijn van grote invloed op onze ontwikkeling en ons gedrag als volwassen persoon. Ervaren we liefde en betrokkenheid in de manier van communicatie over en weer dan voelen we ons niet alleen geliefd en dus waardevol, maar kunnen we die op onze beurt later weer geven aan andere omdat we hun waarden en kracht en de manier van uiten ervaren hebben. Wat we niet hebben kunnen we niet geven.

Wanneer een kind geen reactie krijgt op gevoelsuitingen zoals honger of pijn of op de dingen die het doet, zal het op later leeftijd nauwelijks bewust weet hebben van zijn emoties en handelen. Ze zijn er dan wel, maar omdat ze nooit benoemd zijn, er geen worden aan gegeven zijn, worden ze nooit bewust. Dat is de verklaring waarom iemand bijvoorbeeld zegt dat hij niet boos is, terwijl hij dat in de ogen van anderen duidelijk wel is. Als je boosheid of die van een ander nooit als boosheid is benoemd, heb je die nooit als zodanig ervaren en ben je je er ook niet bewust van. Opvoeden is dan ook onder andere op een betrokken manier woorden geven aan emoties en gedragingen. Als je niet leert wat goed en slecht gedrag is, zul je het niet herkennen en erkennen en je er bewust van worden en zul je geen juist zelfbeeld krijgen.

Wat de ander ons vertelt en voorhoudt, geeft ons lichaam en gedrag betekenis, ten goede of ten kwade. We leren door de woorden en het gedrag van anderen. Zo krijgt ‘houden van’ voor ons inhoud door het gedrag dat we zien als iemand tegen ons zegt dat hij van ons houdt, of als je dat ziet en hoort bij anderen. Hetzelfde geldt voor het leren van het verschil tussen alledaagse zaken zoals het verschil tussen kloppende, stekende, tintelende, uitstralende en brandende pijn.

Onze ouders en andere opvoeders benoemen en geven beelden aan onze emoties en gedrag door hun reacties op onze emoties en gedrag, en wij nemen die over. Onze ouders doen dat vanuit hun cultuur en traditie en zo worden ook wij deel van die cultuur.

Als groeiend leren we zo ons lichaam en gedragingen kennen en denken we in eerste instantie dat alle mensen hiervan dezelfde beleving hebben, totdat we met andere ‘culturen’ of groepen in aanraking komen. Politieke, religieuze en streekgebonden culturen worden gevormd door gezamenlijke opvattingen en gedragingen.

Leefden mensen in vroegere tijden als groep min of gescheiden van elkaar en hadden hun opvattingen en gedragingen als basis dezelfde normen en waarden, door ons reisgedrag en het digitale tijdperk is dat steeds minder het geval, wat heel vaak tot verwarring leidt omdat ‘de spiegels’ en het woorden geven aan dingen verschillend en vaak zelfs tegenstrijdig zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de cultuurverschillen in kleding en gedragsnormen voor vrouwen in de traditionele Islamitische cultuur en de westerse cultuur en kijk naar de stroom van uiteenlopende opvattingen waarmee we dagelijks via het internet in aanraking komen.

Het verschil tussen vroeger en nu is dat onze cultuur was gebaseerd op religieuze en ideologische opvattingen en dat die opvattingen open, bewust en met onderbouwende argumenten werden doorgeven via opvoeding en onderwijs en dat er tegenwoordig vooral sprake is van een digitale en commerciële beïnvloeding die we onbewust ondergaan omdat argumenten ontbreken. Doorgaans liggen aan een groot deel van deze digitale beïnvloeding alleen eigenbelang ten grondslag en dat kun je natuurlijk niet als argument hanteren waarom we er zo moeten uitzien of iets moeten kopen of doen. Daarnaast is deze digitale stroom voortdurend aanwezig en verslavend omdat we ons mobieltje voortdurend bij de hand hebben, we voortdurend via geluidssignalen opmerkzaam worden gemaakt dat er weer een berichtje voor ons is en dat we al die berichtjes ervaren als aandacht. Al die berichtjes prikkelen niet ons kritische vermogen, ons zelfbewustzijn maar alleen onze instincten. De verzenders maken slinks gebruik van onze zwakke plekken. Door de voortdurende stroom van prikkels van buiten komen we nooit tot rust en stilte. En echte rust en stilte zijn noodzakelijk om tot zelfreflectie, inzicht en bewustzijn te komen van wie we echt zijn, wat we doen en wat we echt zouden willen vanuit onze diepste dromen. Af en toe op enige afstand naar onszelf kijken, reflecteren over wat er allemaal in ons en om ons heen gebeurt en of we dat echt willen, vereist rust en stilte.

 

We hebben ons losgemaakt van de ideologisch en religieuze beïnvloedingen omdat we ons leven op onze eigen manier wilden vormgeven en daarvoor in de plaats is een nieuwe dictator in de plaats gekomen en dictators hebben alleen maar hun eigenbelang als doel en geen enkel belang bij bewustzijn en vrijheid. Kijk maar hoe Poetin anno 2022 zijn volk letterlijk afsluit van reëel en kritische informatie en valse beelden verspreidt van de werkelijkheid en van zijn echte doelen, namelijk macht.

 

Als we geen bewustzijn van onszelf ontwikkelen, ontwikkelen we geen vrijheid, geen echte betrokkenheid, geen eigen identiteit, geen echte persoonlijkheid en blijven we speelbal van onze omgeving, groeien we niet op een natuurlijke manier met alle gevolgen voor onze lichamelijke en geestelijke gezondheid van dien. We blijven een vreemde voor onszelf en dus ook voor anderen, en kunnen daarom geen echte positieve relaties aangaan.

 

We moeten volgens Paul Verhaeghe dringend gaan beseffen dat de oorzaken van ziekte en gezondheid in het merendeel van de gevallen niet zozeer in het lichaam zelf liggen, maar eerst en vooral in het psychosociale veld.

We zagen reeds de invloed op ons van de spiegeling in woorden en beelden. Daarnaast spelen natuurlijk ook gezonde voeding, een gezond milieu, het geven van ruimte aan lichamelijke en psychische ontwikkeling, goede sociaaleconomische omstandigheden en een goede gezondheidszorg een belangrijke rol bij een gezonde groei en ontwikkeling van lichaam en geest. Bewezen is dat hoe meer van deze invloedsferen negatief zijn en stress opleveren, des te groter is de negatieve invloed op de groei en ontwikkeling en dus de kans op lichamelijke en psychische ziekten.

 

Wil dit zeggen dat we als individu volledig zijn overgeleverd aan onze sociaaleconomische omstandigheden?

De Amerikaanse psychologe Emmy Werner deed hier uitgebreid onderzoek naar. Ze volgden een groep van 700 kinderen op de leeftijd van 1, 2, 10, 18, 32 en 40 jaar waarvan er 200 werden geboren en opgroeiden onder abominabele omstandigheden. Twee op de drie kinderen van deze laatste groep vertoonden leerproblemen en gedragsstoornissen op tienjarige leeftijd en stonden op hun achttiende te boek als delinquent of psychiatrisch gestoord. Een minderheid, één op de drie, maakte echter een normale ontwikkeling door en groeide uit tot volwassenen zonder noemenswaardige problemen.

De oorzaak hiervan bleek een complex samenspel van factoren op het niveau van het individu, het gezin en de gemeenschap: het ontvangen van positieve reacties, een veilige hechting van minstens één iemand, een duidelijke structuur en rolmodel en het aanmoedigen van emotionele expressie voor jongens en het stimuleren van onafhankelijkheid en het krijgen van betrouwbare steun van een vrouwelijk familielid bij meisjes.

Op het niveau van de gemeenschap is een beslissende factor de mate waarin jongeren in tijden van crisis een beroep kunnen doen op hun leeftijdgenoten én op betrouwbare volwassenen die autoriteit hebben.

 

Het bovenstaande en Werners onderzoek tonen aan hoe belangrijk de samenhang is tussen biologische, psychologische en sociale aspecten. Onderzoek toont aan dat alleen focussen op een van deze aspecten, zoals dat vaak door de gespecilialiseerde beroepsgroepen gebeurt, een verkeerde benadering is. Bij onderzoek van MS bleek dat MS-patiënten tien keer vaker een traumatische voorgeschiedenis hebben dan ‘gewone mensen’. Ook wijst onderzoek uit dat erfelijke factoren niet altijd bepalend zijn omdat omgevingsfactoren de werking van onze genen beïnvloeden en dus onze erfelijkheid kunnen beïnvloeden. Voor een goede benadering van onze fysieke en sociaalpsychische groei en ontwikkeling is dan ook een holistische en-en benadering noodzakelijk wat een intensieve samenwerking vereist tussen verschillende groepen en disciplines.

Wat verder ook interessant is om te weten is dat onze inbeelding, dat wat iemand anders ons vertelt wat we kunnen verwachten in en van een bepaalde situatie, grote invloed heeft op ons welzijn.

Paul Verhaeghe bespreekt in zijn boek ‘Intimiteit’ uitvoering een voorbeeld hiervan, namelijk het placebo-effect. Het placebo-effect kennen we o.a. van de behandeling van een ziekteverschijnsel waarbij een patiënt een nepmedicijn krijgt waarvan de behandelaar zegt dat dit een bepaalde ziekte positief zal beïnvloeden, wat vervolgens ook vaak het geval blijkt te zijn. Zo werd aan de Harvard Universiteit onderzoek gedaan naar bedrog van de farmaceutische industrie met antidepressiva. De werking ervan bleek niet veel groter dan die van een placebopil, terwijl ze wel gevaarlijke neveneffecten hebben. Big Pharma hield die informatie achter. De conclusie van het onderzoek was dat hypnose, suggestie en neppillen eenzelfde effect hebben als antidepressiva maar zonder nare bijwerkingen. Inbeelding en verwachtingen veroorzaken daadwerkelijk veranderingen. En die inbeelding komt tot stand door iemand anders omdat hij ons doet geloven dat iets werkt. Het enthousiasme en de overtuiging van de behandelaar spelen dan ook een belangrijke rol.

Placebo’s blijken gunstige effecten te hebben in een groot aantal gevallen, variërend van prestatie in de sport, pijnklachten over prikkelbaredarmsyndroom tot de ziekte van Parkison waarbij moet worden opgemerkt dat de placebo’s niet genezend zijn, maar bij de genoemde en andere aandoeningen wel een gunstig effect hebben op de symptomen. Het effect van placebo’s is nog raadselachtiger bij zogenaamde nepoperaties waarbij Finse chirurgen een groep patiënten met een gescheurde meniscus in twee groepen verdeelde. Eén groep onderging de klassieke operatie. Bij de tweede groep deden de chirurgen alsof ze het herstel uitvoerden. Beide operaties duurden daardoor even lang. Onbegrijpelijk maar waar: beide groepen genazen even snel.

 

Onderzocht werd eveneens of placebo’s werken als ‘patiënten’ weten dat ze een placebo krijgen? Aan een groep patiënten werd verteld dat placebo’s sterke effecten kunnen hebben, dat een positieve houding nodig is, maar niet noodzakelijk en dat ze de placebo zeer getrouw moeten innemen. Vervolgens werd de groep in tweeën gesplitst: een groep met een placebo die wist dat ze een placebo kregen en een groep die dat niet wist.

Beide groepen kregen dezelfde zorgzame begeleiding. Het resultaat was dat de groep die wist dat ze een placebo kregen, hoger scoorde in het verminderen van hun klachten dan de groep die dat niet wist.

 

Conclusie: het is niet het product of handeling die helpt en het is niet het bedrog dat helpt, maar het is de verhouding tussen de patiënt en de behandelaar die middels een niet-werkzaam product en toewijding, zorg, overtuigingskracht een verwachting creëert met reële effecten op het lichaam.

Dat het bij placebomiddelen of –handelingen over inbeelding gaat is zonder twijfel juist. Recent onderzoek maken de onderliggende processen hiervan duidelijk. Op grond van de verwachtingen gaat het lichaam bepaalde stoffen meer of juist minder aanmaken afhankelijk van wat nodig is om het zelfherstellend vermogen dat ons lichaam heeft te ondersteunen. Alle organisme, dus ook ons lichaam, hebben om te kunnen groeien en zich te ontwikkelen een zelfherstellend vermogen om bedreigingen die hun groei en ontwikkeling tegenhouden af te weren en eventuele negatieve gevolgen ervan te herstellen.

 

Als positieve verwachtingen positieve effecten kunnen veroorzaken, is het omgekeerde ook waar. We spreken dan niet van placebo’s maar van nocebo’s.

Omdat verwachtingen ‘besmettelijk’ zijn, dat wil zeggen gemakkelijk worden overgenomen, ontstaan groepen met positieve of negatieve verwachtingen met alle reële gevolgen van dien. En die groepen komen we op alle gebieden van onze maatschappij tegen, zoals in de corona-, en klimaatcrisis.

 

Wat het placebo-effect duidelijk maakt is dat de positieve verwachtingen een veld van positieve energie creëert dat letterlijke positieve invloed heeft voor het functioneren van organen zoals ons lichaam, wij als mens en zoals onze maatschappij. Negatieve verwachtingen creëren een veld van negatieve energie dat letterlijk een afbrekende werking heeft op onszelf en onze omgeving.

Daarbij komt dat velden met een gelijke trilling elkaar versterken en aantrekken wat o.a. als gevolg heeft dat mensen van nature gelijkgestemden aantrekken en elkaar bevestigen in hun opvattingen of gevoelens, wat in geval van negativiteit geen goede zaak is.

 

Naast placebo kennen we een andere vorm van psychologische inbeelding die reële lichamelijke veranderingen veroorzaakt, namelijk conversie. Het verschil tussen placebo en conversie is dat bij placebo de verwachting grotendeels bewust verloopt, ingefluisterd wordt door een ander en dat het effect positief is. Bij conversie verloopt de inbeelding onbewust, de invloed van een ander is minder duidelijk en het effect is negatief zoals bij nocebo.

Van conversie is sprake als een onderdeel van het lichaam het niet meer doet, maar alle onderzoeken erop wijzen dat het gezond is. Iemand verliest zijn stem of kan een lichaamdeel niet meer bewegen, terwijl er geen fysieke oorzaak voor is te vinden. Hedendaagse inzichten geven als oorzaak krachtige herinneringen die in het eerder besproken onderbewuste of onbewuste liggen opgeslagen en betrekking hebben op trauma’s en misbruik, vaak seksueel van aard, gebeurtenissen die we ons niet willen, kunnen of durven herinneren, niet meer tot ons bewustzijn durven toe te laten omdat ze te veel pijn en angst oproepen. Latere gebeurtenissen, vaak in combinatie met stress, kunnen deze gebeurtenissen als het ware weer wakker maken en doen herbeleven. We hebben traumatische gebeurtenissen en negatieve emoties zogenaamd ‘onder de mat geveegd’, weggestopt in de diepte van ons onder- of onbewuste, maar ze liggen daar niet rustig. Ze gaan gisten omdat ze niet verwerkt zijn en, om als metafoor het natuurlijk gistproces te gebruiken, er gaan zich gistbelletjes vormen die langzaam een grote gistbel vormen die naar boven kan komen door een trilling die veroorzaakt wordt door een vergelijkbare gebeurtenis. Dit proces kunnen we ook vergelijken met de druppel die op een gegeven moment de emmer doet overlopen. Bij het aan de oppervlakte komen van de bel ontstaat er dan een krachtige ontlading die door zijn kracht een ernstige ontregelingen in het lichaam en/of van onze psyche kunnen veroorzaken.

Omdat het onderliggende trauma niet bewust is, is de oorzaak van deze ontlading voor niemand duidelijk en vereist het definitief naar boven halen en het verwerken van het onderliggende trauma professionele hulp en begeleiding om de gistingsprocessen met hun negatieve gevolgen te stoppen.

Opgelopen trauma’s willen ‘verwerkt’, opgeruimd worden als onderdeel van een natuurlijk groei- en ontwikkelingsproces dat obstakels die op zijn weg komen, probeert uit de weg te ruimen, zoals ook het geval is bij een ziekte bij een mens of een harde grondlaag voor een plant.

 

Conversie en placebo bewijzen dat ook traumatische ervaringen en verwachtingen die ons door een ander worden voorgehouden ons onbewust reëel kunnen beïnvloeden in negatieve en positieve zin.

In het geval van conversie heeft de patiënt geen weet meer van zijn traumatische voorgeschiedenis, nog van de bijbehorende emoties. Er is een gebrek aan afstemming tussen het bewuste ik en de pijnlijke indrukken, wat leidt tot dissociatie: het lukt iemand een bepaalde tijd niet om gebruik te maken van het bewustzijn met alle gedachten, gevoelens en herinneringen. Iemand staat als het ware los van zichzelf. Dissociatie betekent letterlijk 'uiteenvallen'. Een gebrekkige of ontbrekende afstemming ligt mede ten grondslag aan ziek worden. Als onderdelen binnen een geheel niet goed samenwerking treden er storingen op. Dit geldt voor ons lichaam, voor groepen en de hele wereld.

Verschillende onderzoeken leveren als oorzaak van lichamelijke en psychische verstoringen een gemeenschappelijke conclusie, namelijk dat:


  • Fysieke en psychisch stoornissen/ziektes worden bepaald door een niet goed functionerend samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren.
  • Hoe minder we bewust ervaren wat er allemaal in ons omgaat, hoe minder we onze emoties, gevoelens een plaats kunnen geven en uiten.
  • Hoe minder we onze emoties kennen, herkennen en erkennen en/of deze niet kunnen uiten, des te groter is de kans op ziektes.
  • Het woord emotie komt van het Latijnse woord emovere, dat naar buiten brengen, in beweging zetten betekent. Als we emoties niet kunnen uiten gaan ze vastzitten, waardoor ze de natuurlijke levensprocessen verstoren, wat kan leiden tot ziektes.
  • De oorspronkelijke verhouding tussen een kind en de eerste ouderfiguur kan veilig en onveilig zijn. Een veilige basisverhouding heeft tot gevolg dat het kind vlotter toegang verwerft tot de buiten- en de binnenwereld, het gaat makkelijker op onderzoek en kan eigen emoties beter ervaren, benoemen en ermee omgaan.
  • Wanneer een kind regelmatig negatieve reacties krijgt van de ouders c.q. opvoeders op bepaalde emoties, dan zal het die emoties na korte tijd onderdrukken en uiteindelijk zelf niet meer toelaten in zijn bewustzijn. Hij voelt ze niet langer en kent ze niet meer. Ze zijn verdrongen, weggestopt in het onder- of onbewuste waardoor een gebrekkige afstemming op de gevoelswereld ontstaat, wat leidt tot een onjuist en laag zelfbeeld wat zowel de groei en ontwikkeling als persoon als als sociaal wezen belemmert.
  • We zijn rationele én gevoelswezens. Emoties zijn onze ervaringen van lichamelijke reacties op wat de omgeving met ons doet, maar ook vooral met ons gedaan heeft, omdat emoties vaak voortkomen uit onbewuste herinneringen. Zien we een hond of een bepaald iemand, dan worden onze reacties bepaald door eerdere ontmoetingen. Waren die bedreigend of verwarmend dan zal onze reactie daarop aansluiten. Dit verklaart waarom we onbewust overtuigingen hebben op grond van emoties zoals: honden zijn gevaarlijk en ik mag mijn kwaadheid niet laten zien omdat ik dan een pak slaag krijg, maar ook: als ik om hulp vraag, krijg ik die of als ik mijn best doe, wordt dat beloond.
  • De manier waarop ‘de omgeving’ met ons omgaat en de wijze waarop die ons toegang verleent tot onze gevoelswereld bepaalt de fysieke en psychologische gezondheid en mede of we bij voorbeeld introvert of extravert zijn en gesloten of open.
  • Als kind en volwassene kunnen we slechts weten wat we ervaren als iemand ons toelaat bewust te voelen wat er in ons omgaat en ons helpt daar woorden aan te geven, waardoor we onszelf beter leren kennen en leren omgaan met de veelheid aan signalen die ons lichaam ons geeft.

 

In het bovenstaande zijn een aantal situaties en factoren beschreven die tot ziektes kunnen leiden. De vraag is waardoor het komt dat dit het geval is. Waarom kan bijvoorbeeld het niet uiten van gevoelens leiden tot ziekte? Onderzoek heeft de sleutel gevonden en die sleutel heet ‘stress’.

Stress is spanning en hoeft niet altijd te leiden tot ziekte. We hebben altijd een beetje spanning nodig om goed te kunnen functioneren. Stress helpt ons lichaam namelijk om klaar te zijn voor actie door het hormoon adrenaline aan te maken waardoor ons hart sneller gaat kloppen, onze ademhalingsnelheid omhoog gaat en onze spieren zich spannen. We zijn klaar om in actie te komen. En die actie kan betrekking hebben op iets wat we spannend vinden zoals een examen, een optreden of iets anders dat we als een uitdaging ervaren, maar kan ook ontstaan als reactie op bedreigende situaties die ons aanzetten om te vechten of te vluchten. Als het gevaar op korte termijn nog niet geweken is, maakt je lichaam ook nog cortisol aan, een ander stresshormoon dat je ‘paraat’ houdt.

Als stresssituaties van korte duur zijn en het lichaam zich kan herstellen door weer te ontspannen, tot rust te komen, is stress geen probleem, maar als stresssituaties te lang aanhouden leidt dat tot lichamelijke en psychische ziekteverschijnselen omdat een voortdurend hoog niveau van het stresshormoon cortisol ons afweersysteem, onze immuniteit negatief beïnvloedt. Hoe langer de spanningen voortdurend, des te groter is de kans dat deze leiden tot chronische (aanhoudende) stress, met als mogelijke symptomen: slecht slapen, prikkelbaarheid, gespannenheid, de neiging om je terug te trekken, verminderde eetlust of net meer zin in zoet, humeurigheid en vermoeidheid. We lopen dan meer kans op ontstekingen en infectieziektes en na langere tijd tot hart- en vaatziektes, burnout en depressies.

Een burn-out is het eindstadium van een langdurige periode van stress en (over)spanning. Hierdoor krijg je last van zowel lichamelijke als geestelijke uitputting. Je voelt je letterlijk ‘opgebrand’. Een burn-out is dus niet alleen een psychisch probleem, maar ook duidelijk te voelen in je lichaam.

Een depressie is een psychische aandoening die de gevoelens, gedachten en stemming van mensen raakt. Mensen die depressief zijn, zijn langdurige tijd somber en hebben vrijwel nergens zin in. Ze verliezen vaak interesse in de dingen om zich heen en kunnen niet echt meer genieten. Symptomen van een depressie zijn onder andere: minder eetlust en gewichtsverlies of juist toegenomen eetlust met gewichtstoename, regelmatig verstoorde nachtrust, slapeloosheid of juist heel veel slapen, rusteloosheid, agitatie of een geremd gevoel, vermoeidheid en verlies aan energie en een gevoel van waardeloosheid of een sterk schuldgevoel.

 

In een nog verder stadium van voortdurende stress kan het immuunsysteem in plaats van minder actief juist hyperactief worden met als mogelijke ernstig risico het ontstaan van auto-immuunziekte, waarbij het immuunsysteem eigen lichaamscellen gaat aanvallen, wat zelfs bepaalde vormen van kanker tot gevolg kan hebben.

In het voorafgaande is ook aandacht besteed aan het feit dat weggestopte trauma’s een rol spelen in het ontstaan van lichamelijke en psychische ziektes.

 

De conclusie die we hieruit kunnen trekken is duidelijk: langdurige blootstelling aan stressvolle omstandigheden maakt ons ziek en gaat van kwaad tot erger.

Het lichaam is en werkt als een holistisch systeem, waarin lichaam, geest en de psychosociale omgeving met elkaar verweven zijn en elkaar dus beïnvloeden. Lichaam, bewustzijn, omgeving en communicatie over en weer met anderen vormen een complex geheel dat onze gezondheid of ziekte bepaalt. Het is dan ook niet juist om ziekte alleen te verklaren als het gevolg van virussen of niet goed functionerende lichaamssystemen.

Machteld Huber, huisarts en onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut in Driebergen, stelt dat gezondheid bepaald wordt door zes samenhangende factoren: lichaamsfuncties, ons mentale welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociaal maatschappelijk participeren en het dagelijks functioneren.

 

Terug naar stress. Het vervelende is dat we ons vaak niet bewust zijn van het feit dat we langdurig gestrest zijn en we er pas achter komen als we ziek worden, als ons lichaam en onze psyche de handdoek in de ring gooien en ons duidelijk maken dat het genoeg is, dat ze al de spanningen niet meer aankunnen.

 

Omdat stress niet alleen een negatieve kant heeft maar ook een positieve en wijzelf niet altijd de omstandigheden kunnen bepalen die tot stress leiden, is het belangrijk om inzicht te krijgen hoe we na een stressperiode of een stressmoment kunnen ontspannen, hoe we kunnen ontladen. Een blokje omlopen, ergens tegen aan schoppen of hard schreeuwen, zijn veel voorkomende manieren waarmee we vaak spanningen ontladen. Als we teveel stress hebben opgebouwd, kan deze zich ook plotseling ontladen door iets kleins dat de emmer doet overlopen. Deze plotselinge ontlading kan plaatsvinden in de vorm van een woedeaanval, een driftbui, schelden, gooien en smijten of een plotseling opkomende huilbui. Het is doorgaans iets onbenulligs wat deze plotselinge ontlading veroorzaakt. Daarom begrijpen wijzelf en omstanders doorgaans niet wat er aan de hand is omdat de oorzaak ligt in opgekropte spanningen in het verleden. Bovenstaande manieren van ontspannen of beter ontladen hebben als nadeel dat ze door onszelf en onze omgeving doorgaans niet als prettig worden ervaren. We verliezen onze controle en dat is doorgaans een taboe in onze huidige maatschappij.

Meer geaccepteerde en ‘zachtere’ vormen die spanning kunnen verminderen zijn bepaalde vormen van massage omdat spanningen letterlijk in ons lijf gaan vastzitten wat zich bijvoorbeeld uit in harde plekken in bepaalde spierbundels. Door spanningsplekken te masseren kunnen de opgeslagen spanningen als het ware ontsnappen. Ook wandelen in een rustige en natuurlijke omgeving, sporten, yoga en andere vormen van lichaamsbeweging kunnen ruimte geven aan spanningen om te ontsnappen, mits ze op een ontspannen manier gebeuren. Dit laatste met twintig uitroeptekens.

 

Ziekte en gezondheid hebben alles te maken met evenwicht tussen spanning en ontspanning zoals met het evenwicht tussen in- en uitademen, werken en rusten, wakker zijn en slapen, lawaai en stilte, betrokken zijn en afstand nemen, naar buiten en naar binnen gericht zijn.

 

Dit hoofdstuk ‘Ik en mijn omgeving’ handelde over de verkenning van de invloeden van de omgeving op ons denken, voelen en handelen en de invloed hiervan op ons fysieke en psychisch functioneren, op onze gezondheid, op ons functioneren als organisme als een dynamisch samenspel van fysieke, psychische en sociale factoren.

Deze verkenning was naar mijn mening noodzakelijk om te onderzoeken wat dat betekent voor het handelen van ieder van ons om te midden van deze complexiteit van beïnvloedingen toch onze eigen weg te vinden om uit te kunnen groeien tot wie we diep in onszelf willen en kunnen zijn, want daarom zijn we hier op aarde gekomen: om als uniek personen verder te groeien en ons te ontwikkelen tot bewuste, vrije en betrokken mensen.

In het volgende hoofdstuk wordt gezocht naar hoe we in dit ingewikkelde aardse leven onze eigen weg kunnen vinden die leidt tot bloei van onszelf en onze omgeving.

4. Het vinden van onze eigen weg.

 

In het begin van het vorige hoofdstuk heb ik geschreven dat we naar mijn mening hier op aarde zijn gekomen om onze groei en ontwikkeling voort te zetten die we al hebben gerealiseerd in onze vorige levens hier op aarde en in de geestelijke wereld. Zoals een stage in een ander land of organisatie ons nieuwe mogelijkheden biedt voor onze ontwikkeling, zo schept ook elk nieuw leven op deze aarde nieuwe mogelijkheden voor de groei van dat wat we in wezen zijn, namelijk een spiritueel wezen dat zich door confrontatie met de vele sferen binnen en buiten het heelal alsmaar verder ontwikkelt tot een bewust, vrije en betrokken wezen. Dit leven op deze aarde schept hiervoor specifieke omstandigheden, namelijk de confrontatie met een materiële wereld, die van ons lichaam en die van de aarde en het ons omringende heelal. Hoe gaan we om met deze materiële wereld, met haar krachten?

 

We groeien en ontwikkelen ons door te leren en leren is dingen doen die we nog niet kennen en kunnen en daarvoor biedt dit leven duizend en een mogelijkheden. Leren is het verwerven van nieuwe kennis, gedrag vaardigheden of waarden. Leerprocessen hebben een enorme invloed op de manier waarop we denken, voelen, waarnemen en ons gedragen.

Door het observeren van leerprocessen kunnen we een aantal typen van leren onderscheiden die hieronder worden besproken.

  

1. Inprenting.

Inprenting is het leerproces waarbij vroege sociale contacten de ontwikkeling van het gedrag van jonge kinderen blijvend beïnvloeden.

In de opvoedkunde is bekend dat de eerste drie levensjaren van groot belang zijn voor de vorming van kinderen. Dat komt omdat de eerste indrukken die we krijgen vaak bepalend zijn. Ervaren we de wereld om ons heen dan als veilig en liefdevol of als onveilig en afstandelijk dan zal dat onze grondhouding in ons verdere leven in hoge mate bepalen. De kwaliteit van dat wat we in de eerste jaren voelen zien, horen, proeven en ruiken, van dat wat we ervaren, vormt een grondpatroon waar vanuit we de wereld op latere leeftijd in eerste instantie bekijken en ervaren. Een grondgevoel van veiligheid, geliefd zijn, zelfvertrouwen en de tegenovergestelde gevoelens hebben hun basis in de eerste levensjaren. Het is moeilijk om dit grondgevoel daarna te veranderen.

 

Niet alleen zijn we in de eerste levensjaren gevoelig voor de kwaliteit van de contacten met onze sociale omgeving, ook zijn er bepaalde periodes in onze jeugd waarin we gevoelig zijn voor het leren van bepaalde vaardigheden en we deze dan gemakkelijk aanleren.

Zo nemen kinderen vanaf hun tweede tot tiende jaar moeiteloos het taalgebruik over van hun omgeving. In een meertalige omgeving leren jonge kinderen dan ook gemakkelijk twee of drie talen. Wanneer een puber, adolescent of volwassene vervolgens een nieuwe taal moet leren, kost dat doorgaans meer moeite.

De kwaliteit van het taalgebruik hangt af van de manier waarop de taal wordt gesproken in de omgeving van het kind.

 

Volgens de Italiaanse arts en pedagoog Maria Montessori is de leeftijd van kinderen tussen ongeveer 2,5 en 6 jaar een gevoelige periode om te leren lezen en schrijven omdat ze op die leeftijd nog beschikken over een ‘absorberende geest’. Rond het zesde jaar schakelt het kind over naar een ‘rationaliserende’ manier van denken. Als een kind dan pas begint met leren lezen en schrijven, zoals in het reguliere onderwijs, kost dat meer moeite en tijd en beleeft het kind minder plezier in het aanleren van deze vaardigheden.

Vaardigheden en gewoontes die we op jonge leeftijd aanleren zijn in de aanleerperiode nog te veranderen, maar daarna is dat moeilijker.

 

2. Gewenning.

We wennen aan situatie die in eerste instantie nieuw en dus vreemd voor ons zijn en die ons in een bepaalde mate prikkelen. Zo schrikken we als kind in eerste instantie van bepaalde geluiden, bijvoorbeeld van handgeklap, maar na verloop van tijd wennen we eraan en als het hoort bij het handgeklap van iemand die een liedje voor ons zingt, vinden we het zelfs prettig. Leren door gewenning gaat ons hele leven door en heeft niet alleen betrekking op geluiden, maar op alle indrukken uit onze omgeving die in eerste instantie nieuw zijn, van de geluiden van de brandweer tot en met de onweerflitsen. Ze krijgen allemaal een betekenis en functie in een bepaalde context, wat het gevolg is van het volgende leertype: onbewust verbanden leggen.

     

3. Onbewust verbanden leggen.

We leren verbanden leggen tussen bijvoorbeeld bepaalde gebeurtenissen, handelingen of geluiden. Het geluid van de kookwekker, van het autoalarm of de brandweer, het verschijnen van de kerstversiering in de stad of afbeeldingen van Sinterklaas, het trekken van een boos gezicht, het opheffen van een hand bij een boos gezicht, op den duur leren we wat ze betekenen en wat we te verwachten hebben of moeten doen.


4. Vallen en opstaan.

We leren van dingen die niet goed gaan omdat we dan (hopelijk) op zoek gaan naar manieren om het wel goed te doen. Kinderen leren niet lopen en fietsen zonder te vallen. Het aanleren van alle vaardigheid vereist het voortdurend aanleren en oefenen van manieren die ons functioneren verbeteren als onderdeel van de essentie van het leven: onze groei en ontwikkeling.

 

5. Imitatie.

We leren door het gedrag van anderen na te bootsen. We leren spreken, lezen, schrijven, rekenen, torens en zandkastelen bouwen, een band plakken, onze schoenen strikken, onze haren kammen, met mes en vork eten, een spijker ergens inslaan, enz. enz. door na te doen wat iemand ons voordoet. Goede opvoeders kunnen dan ook goed dingen praktisch beeldend voordoen, demonstreren.

 

6. Leren door belonen en straffen.

We leren om bepaald gedrag te vertonen of af te leren doordat bepaalde gedragingen worden beloond of bestraft. Deze manier van leren is diep genesteld in onze opvoedingsaanpak, in het scoringssysteem binnen het onderwijs en sportcompetenties en in ons rechtssysteem.

 

7. Inzicht.

Inzicht is de toestand dat we iets begrijpen, als we snappen hoe iets in elkaar zit of hoe we een bepaald probleem moeten oplossen. Plotseling begrijpen we waarom mensen zo en zo handelen: ze worden bijvoorbeeld boos omdat hen onrecht is aangedaan. Opeens zien we hoe een constructie of machine in elkaar steekt, waarom het nodig is dat een gebouw een fundering nodig heeft en hoe deze fundering ervoor zorgt dat het huis door zijn gewicht wel of niet verzakt. Opeens begrijpen we waardoor het nacht en dag wordt, hoe een bepaalde formule werkt of waardoor we ziek zijn geworden, waarom iemand een bepaald oordeel over ons heeft of op een bepaalde manier op ons reageert. Inzicht is een vorm van (zelf)bewustzijn en bewust zijn is, zoals we al eerder zagen, een voorwaarde voor onze groei en ontwikkeling als vrije en betrokken personen.

 

Leren doen we voornamelijk door onze omgeving, door de manier van denken, voelen en handelen van anderen. Wat ze ons leren heeft dan ook een bepaalde kleur omdat iedereen zijn eigen denk- en gevoelswereld heeft en een eigen manier van handelen, dingen aanpakken en problemen benaderen en oplossen. Leren van de ander is dus altijd normatief. Elke groep en cultuur heeft zijn eigen opvattingen en draagt die over. In het vinden van onze eigen weg is het dan ook nodig onze eigen opvattingen, waarden en normen te ontwikkelen als we tenminste niet alleen het product van onze omgeving willen zijn maar ons als unieke persoon willen ontwikkelen.

 

Verder is het van groot belang te beseffen dat wij niet alleen leren van anderen maar dat wij ook anderen beïnvloeden, dat anderen van ons leren door ónze manier van denken, voelen en handelen en dat we daar onze verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Onze eigen groei en ontwikkeling mogen nooit losstaan van de groei van de groep, volk, natie of wereld waarvan we deel uitmaken, want wij zijn, zoals we al eerder zagen, een essentieel onderdeel van het organische geheel.

 

Leerzaam is het om inzicht te krijgen hoe waarden en normen zich door de geschiedenis heen hebben ontwikkeld en zich ook nu voortdurend ontwikkelen.

Zo werd lange tijd de materie en de gehechtheid aan materie en dus ook aan ons lichaam als slecht, als verwerpelijk beschouwd, als werk van de duivel. We moesten ons verheffen boven het aardse en ons richten op onze geestelijke ontwikkeling en de hemel. Deze opvatting is strijdig met de opvatting dat we hier op aarde zijn gekomen om ons in verbinding met materie, en dus ook met ons lichaam, als spiritueel wezen verder te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de aardse omstandigheden als plek voor de groei en ontwikkeling van ons allemaal en verdere generaties. Het ontwikkelen van onszelf betekent dus het ontwikkelen van de eenheid van ons lichaam en onze zielengeest. Zorgen voor ons zelf is dus zorgen voor lichaam én zielengeest en zorg hebben voor de omstandigheden waarin dit optimaal voor iedereen kan gebeuren.

 

Onze huidige cultuur is strijdig met deze benadering. Ze wordt namelijk gekenmerkt door een extreme vorm van materialisme, individualisme en een overheersing van het verstand. Het streven naar geld, status, welvaart, macht en het verstandelijke regeren. Ons gevoel en intuïtief weten van een hogere werkelijkheid zijn we kwijtgeraakt. We zijn de binding met onze oorsprong als spiritueel wezen verloren en met de hierbij behorende opdracht hier op aarde. Daardoor zijn we beland of beter gezegd gestrand op een onbekend en eenzaam eiland zonder enige verbinding met het vaste land en zijn we een eenzaam puzzelstukje geworden dat niet weet waarvoor het dient. Ons leven is een zinloos stukje leven geworden zonder verleden en zonder toekomst. Is het dan verwonderlijk dat velen het leven als zinloos ervaren en hun toevlucht zoeken in allerlei vormen van genot en verdoving om het toch nog een beetje leuk te hebben of het gevoel van zinloosheid te dempen.

 

We worden dagelijks gebombardeerd met een stroom van beelden die ons vertellen hoe we eruit moeten zien en wat we moeten hebben en doen om enig aanzien te hebben. En als we geen succes hebben op financieel of maatschappelijke gebied, hebben we dat aan onszelf te danken omdat we ons niet genoeg hebben ingespannen, wat een grove verdraaiing van de werkelijkheid is gezien de enorme kansenongelijkheid op allerlei gebieden door, zoals we eerder zagen, een complex samenspel van psychosociale factoren.

 

We kijken op tegen mensen die macht, geld, aanzien en invloed hebben en zien niet dat dit in feite niets met geluk te maken heeft. Een eigenaar van het Fiatconsortium zei op het einde van zijn leven dat hij alles had bereikt wat maar mogelijk was maar dat hij het belangrijkste had gemist, namelijk liefde. Zijn diepste dromen van verbondenheid had hij niet kunnen realiseren.

Dagelijks trekt een stoet van beroemdheden aan ons voorbij met alle ellende die beroemdheid met zich meebrengt en toch zet ons dat niet aan tot een fundamenteel denken over wat het leven echt zinvol en gelukkig kan maken.

Beroepskeuzes worden steeds vaker gemaakt op basis van beroepen die in zijn, status verlenen en waarmee veel geld valt te verdienen. We vragen ons steeds minder af wat onze passies zijn, wat er diep in ons sluimert en wakker wil worden en tot bloei komen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen die eerder een beroep kozen waarin voornamelijk een beroep werd gedaan op het verstand en dat een saai kantoor als werkplek had, verhuizen naar het platteland en zich daar bezig gaan houden met ambachten die op alle functies van ons lichaam en geest een beroep doen en die passen bij hun diepste dromen van verbondenheid met hun echte capaciteiten en een natuurlijke en rijke omgeving. Ze moeten doorgaans niet minder hard werken maar voelen zich wel gelukkiger.

Status, macht, geld en aanzien verbinden niet echt, wel betrokkenheid bij wat we echt diep in onszelf zouden willen, onze diepste dromen.

We zouden ons dan ook de vraag moeten stellen in wat voor wereld we willen leven. Sander Heijne en Hendrik Noten stellen deze vraag in hun boek Fantoomgroei.

 

‘In wat voor wereld wil jij je kinderen laten opgroeien? Voor ons ziet deze wereld er als volgt uit: een vredige samenleving waarin mensen met elkaar door één deur kunnen, omdat niemand de ander uitbuit. Een samenleving waarin iedereen gelijke kansen heeft, en werken loont. Een samenleving waarin mensen veilig over straat kunnen, waar voldoende leraren voor de klas staan, de gezondheidszorg goed geregeld is en armoede tot het verleden behoort. En natuurlijk een planeet met een leefbaar klimaat, met als het even kan, zo nu en dan een Elfstedentocht.’

 

Opvallend is dat dit soort zaken niet boven aan de statistieken staan die ons welvaren, onze welvaart meten. Daar voeren de groeicijfers van onze economie de boventoon, omdat de huidige filosofie van het kapitalisme gericht is op ongebreidelde economische groei en op de vrijheid van handelen en de groei van de winsten van ondernemingen met als motivering: als het bedrijven goed gaat, gaat het de mensen ook goed.

Dit laatste wordt al langere tijd ontkracht door het feit dat ondernemingen om winst te maken voornamelijk sturen op kostenbesparing door de productie naar lagelonenlanden te verplaatsen en goedkope arbeidskrachten en onderaannemers aan te trekken en uit te buiten. Door deze manier van handelen stijgen de winsten en krijgen de mensen die de arbeid hiervoor verrichten in verhouding een te laag loon en wordt de kloof tussen rijk en arm steeds groter. Mensen die geld hebben, hoeven geen arbeid te verrichten, maar alleen hun geld in bedrijven te beleggen die door goedkope arbeid veel winst maken waardoor hun geld steeds meer waard wordt.

Ook is er een enorm netwerk ontstaan van handelaren en tussenpersonen die geen enkele waarde toevoegen aan producten maar enorme winsten maken door spullen zo goedkoop mogelijk in te kopen, vaak door afpersing, om ze vervolgens met veel winst weer door te verkopen. Ruwe olie verwisselt vaak wel 2 tot 3 maal van eigenaar tijdens het transport naar de uiteindelijke bestemming. In de haven van Antwerpen ligt de grootste voorraad koffie van de wereld als speculatiewaar van beleggers. Door weinig koffie op de markt te brengen, ontstaat er schaarste en bij schaarste kunnen hoge prijzen worden gevraagd. Hetzelfde geldt voor de meeste grondstoffen en basisproducten. Door deze handelswijzen worden producten voor de consument onnodig duur.

En wij als consumenten? Wij laten ons meeslepen door handige ondernemers die geld willen verdienen door alsmaar nieuwe producten aan te bieden die niet lang meegaan, die als vernieuwend worden aangeprezen door een nieuwe techniek of design en vervaardigd zijn op een mens- en milieuonvriendelijke manier en vaak regiems ondersteunen die zeer bedenkelijke democratische waarden hanteren.

Worden wij door al die spullen echt gelukkiger? Nee, alleen maar hebberiger, omdat we hetzelfde willen hebben en uitstralen als onze buren of vrienden en we niet in de gaten hebben dat we in de val van de verslaving zijn gelopen die is opgezet door inhalige, op winst beluste mensen en bedrijven die geen boodschap hebben aan wat ons echt gelukkig maakt.

De gevolgen hiervan zijn grootschalig en bedreigend. Zo is door de kostenbesparende uitbestedingspolitiek de productie over de hele wereld verspreid en is niet alleen het transport duur en vervuilend en het logistieke netwerk om al die producten tijdig op de juiste plaats te krijgen ingewikkeld en kwetsbaar, maar zijn ook de assemblageprocessen ingewikkeld, duur en kwetsbaar.

Door de geniepig aangejaagde en op winst gerichte groei van de consumptie zijn er steeds meer grondstoffen nodig die voor het grootste gedeelte niet onbeperkt voorradig zijn en vaak onder slechte arbeidsomstandigheden worden gewonnen in ontwikkelingslanden die er zelf maar weinig profijt van hebben. Als alle mensen op deze aarde zouden leven zoals de gemiddelde Nederlander, zouden we 3,5 aarde nodig hebben om in die behoeften te voorzien.

Het huidige kapitalistisch systeem wordt breed ondersteund door regeringen die de primitieve hebzucht van ondernemingen, beleggers en handelaren tolereren en hun burgers niet beschermen tegen hun manipulatieve verleidingen die leiden tot consumptieverslaving, vervuiling van water, grond en lucht, uitputting van grondstoffen, monoculturen die ecosystemen vernietigen, uitbuiting van mensen en landen en tot ongelijkheid tussen mensen en volken met de onmenselijke gevolgen van oorlogen en vluchtelingenstromen.

Van mensen mag je verwachten dat ze mensvriendelijk zijn, wat wil zeggen betrokken zijn bij elkaar, bij de mensheid en aarde als een samenhangend geheel. Daarbij hoort geen hebzucht en uitbuiting maar fatsoen, waarvan Isabel Allende zegt: ‘Zonder fatsoen is er niets meer van je over, zonder fatsoen verlies je je menselijkheid, je ziel.

 

Het bovenstaande geeft geen rooskleurig beeld van de huidige werkelijkheid waarin we momenteel leven en waarin we ons leven graag bewust, vrij en betrokken willen vormgeven. Maar we hebben de keuze tussen ons laten leven en leven, tussen ons overgeven aan en laten bepalen door onze omgeving en zelf het heft in handen nemen en proberen onze eigen weg te vinden te midden van de complexe werkelijkheid van het leven en deze tijd.

Dit vraagt om ons niet kritiekloos te conformeren aan wat de omgeving tot doel heeft en van ons verwacht, maar om eigen doelen en de daarbij behorende wegen te formuleren. En deze doelen en wegen zouden moeten aansluiten op de vraag waarom we hier op deze aarde in deze omstandigheden zijn, ofwel in managementtermen: wat is onze missie?

In het voorafgaande heb ik aangegeven wat naar mijn mening onze algemene levensmissie is, namelijk ons te ontwikkelen tot bewuste, vrije en betrokken mensen als onderdeel van het groeiproces van onszelf, de wereldgemeenschap en de aarde.

 

Als stap naar concrete doelen is het belangrijk om naast onze missie een visie te ontwikkelen, wat wil zeggen dat we normen en waarden formuleren die ervoor zorgen dat we geen doelen stellen en manieren ontwikkelen om deze doelen te bereiken die op de een of andere manier schadelijk zijn voor onszelf en onze omgeving.

We letten op verkeersregels en hebben een zodanig rijgedrag dat we onszelf en anderen niet in gevaar brengen. Deels nemen we deze en andere normen en waarden over vanuit onze opvoeding en het onderwijs, deels liggen ze vast in democratisch geformuleerde wetten en voorschriften en deels ontdekken we ze door ervaring, door de confrontatie met de alledaagse werkelijkheid, door vallen en opstaan, door te reflecteren over ons doen en laten waardoor we ontdekken dat een bepaald gedrag of een bepaalde denk- en zienswijze positief of schadelijk is voor onszelf, anderen en onze leefomgeving. Zowel de opvoeding als het kritisch leren kijken naar onszelf en de omgeving zijn dan ook van essentieel belang om een samenleving te vormen waarin iedereen respect heeft voor en elkaar en de wereld en waarin iedereen zich vrij, respectvol en betrokken kan ontwikkelen.

Een analyse van de huidige cultuur en problemen zou kunnen leiden  tot normen, waarden en voornemens om in alles wat we nastreven en doen rekening te houden met het klimaat, om zodanig te handelen dat mensen niet met elkaar gaan concurreren maar samenwerken, om ervoor te zorgen dat iedereen gelijke kansen krijgt en eerlijk wordt beloond voor zijn arbeid.

 

De meest persoonlijke stap is om vervolgens onze dromen en wensen te formuleren, onze persoonlijke doelen. En dit is een moeilijke stap omdat dat vraagt ons los te maken van onze omgeving en haar verwachtingen.

Onze opvoeding is doorgaans voor een groot gedeelte gericht om ons als individu goed te laten functioneren in de maatschappij, wat inhoudt dat we ons leren voegen in haar normen en waarden Er wordt doorgaans te weinig aandacht besteed aan het naar boven brengen wat er diep in ons vraagt om tot leven en bloei gebracht te worden: onze diepste dromen en wensen.

 

Wensbeelden, dromen die van binnenuit komen, hebben wortels in onszelf, we voelen dat ze bij ONS horen. Ze zijn niet vluchtig, ze vervagen soms een beetje maar keren iedere keer weer terug, zoals Marinus Knoope beschrijft in zijn boek De creatiespiraal:

 

‘Je eigen wensen die kies je niet, nee, die blijk je gewoon te hebben. Ik ben voorbestemd mijn eigen wensen te realiseren en jij bent voorbestemd jouw wensen te realiseren. Appelbomen krijgen gewoon appels. Ieder levend wezen heeft in het geheel zijn eigen rol, een eigen betekenis. Iedere cel, iedere plant, elk dier en elk mens heeft een eigen bestemming en die bestemming manifesteert zich als een innerlijke aandrang, een innerlijk verlangen. Door in het verlengde van dit verlangen te scheppen, levert ieder organisme zijn bijdrage aan het voor hemzelf ondoorgrondelijke geheel.’

 

Wensbeelden bestaan doorgaans uit beelden van de werkelijkheid, we willen bijvoorbeeld piloot, architect, schilder of vrachtwagenchauffeur worden. Daarachter ligt een diepere werkelijkheid waar we naar verlangen.

Toen ik een tiener was, zei ik volgens mijn moeder dat ik priester, clown of schilder wilde worden. Als ik daar nu op terugkijk, was ik gefascineerd door de rituelen van de Kerk, door de priester die op de preekstoel opvattingen en inzichten verkondigde, vond ik het leuk mensen te amuseren door poppenkast en circus te spelen en genoot ik als iets was opgeknapt: het zag er dan weer fris en mooi uit.

Uiteindelijk werd ik noch priester, noch clown, noch schilder, maar heeft datgene wat achter deze wensbeelden lag mijn leven in zeer belangrijke mate bepaald. Ik studeerde filosofie en daarna bouwkunde, architectuur en facility management, werkte jaren als architect, gefascineerd door mooie vormen en ruimtes en daarna als docent en adviseur, in welke beroepen ik het heerlijk vond om nieuwe ideeën te ontwikkelen en deze uit te dragen in colleges, cursussen, adviezen, artikelen en boeken. Die beroepen hoorden bij me, ze verbonden me met mijn diepste wensen en dromen. Nu, na mijn pensionering, passen het schrijven van boeken en verhalen en het maken en maandelijks updaten van mijn website daar ook perfect in. Ik kan er mijn drang tot vormgeven in kwijt, het vormgeven van ideeën en gedachten in woorden en in mooie visuele vormen. Ik voel dat ik hierdoor groei en me ontwikkel en dat is volgens mij waar het in essentie om draait, dat te doen wat verbinding heeft met de essentie van het leven: groei en ontwikkeling, het gevoel van een tulp te zijn die wil groeien en bloeien.

 

Achter mijn tienerdromen lagen dus twee diepere lagen, de laag van de geboeidheid door het ontwikkelen en uitdragen van ideeën en het maken van mooie dingen, en de laag daar weer achter, namelijk de verbinding met de drang van het leven: mezelf ontwikkelen, mezelf realiseren, verwezenlijken tot dat wat ik diep in me wil zijn. Ik zie nu dat alle ingrijpende stappen die ik in mijn leven heb gezet, ook de stappen die mijn levensrichting ingrijpend veranderden, hierdoor, vaak onbewust, werden gestuurd.

Het is dan ook van het grootste belang aandacht te schenken aan wat kinderen boeit, waar hun interesse naar uit gaat, want daarin liggen hun dromen verborgen die ze onder andere via een bepaald beroep kunnen verwezenlijken als motor van hun leven en zullen ervaren als de zin van het leven. Beelden van beroepen die ‘in zijn’, status en geld opleveren, wekken doorgaans valse dromen die niet gericht zijn op eigen groei maar op aanzien en zullen op den duur dan ook niet bevredigend zijn en niet als echt zinvol worden ervaren.

 

Om zicht te krijgen op hoe we onze dromen kunnen realiseren, hoe we onze doelen kunnen bereiken, is het nodig om zicht te krijgen op onze sterke en zwakke kanten, op onze mogelijkheden en beperkingen.

Maar al te vaak lopen we vast omdat we dingen willen en doen die boven of beneden onze capaciteiten liggen. Teveel en te weinig willen en doen leidt tot onbevredigende situaties. Vrijheid in ons denken en handelen, kent zijn grenzen, ligt binnen dat wat wel en niet mogelijk is, binnen dat wat we in potentie wel en niet kunnen bereiken met onze lichamelijke en psychische eigenschappen.

Omdat we doorgaans als bijna of jongvolwassen niet weten wat onze dromen, mogelijkheden en onmogelijkheden zijn, is het zinnig om te experimenteren, gewoon dingen uit te proberen om zo uit te vinden wat bij ons past, wat ons boeit, waarvan we de indruk hebben dat we daarmee en daarin verder willen. Maar ook is het belangrijk uit te vinden wat ons tegenstaat en verveelt. Jobhoppen is geen teken van zwakte maar een goede manier om te ontdekken wat we eigenlijk willen. Ergens blijven zitten waar je niet thuis hoort, dát is een teken van zwakte.

Een zinvolle invulling vinden van ons leven is een van de belangrijkste opgaven van ons leven. Daarom is het vaak nodig om van koers te veranderen als we merken dat we onvoldoende voldoening vinden in wat we doen, dat we niet of niet meer op de juiste plek zitten, het gevoel hebben dat we daar niet meer kunnen groeien, onszelf niet meer verder kunnen ontwikkelen en dit geldt niet alleen voor ons beroep maar ook voor onze relaties, vriendschappen en onze woon- en leefomgeving.

 

Als we zicht hebben op onze dromen en op dat wat we diep vanuit onszelf willen, als we een levensdoel hebben en we enigszins weten wat we wel en niet kunnen, wat onze sterke en zwakke kanten zijn, kunnen we concrete manieren zoeken om die doelen te bereiken, om vorm te geven aan onze dromen en zin te geven aan ons leven door onszelf te ontwikkelen en zo een bijdrage te leveren aan de maatschappij. We kunnen dan bijvoorbeeld een gerichte studie en beroep zoeken en omstandigheden waarin we onze doelen zo goed mogelijk kunnen realiseren.

 

Om op onze eigen weg te blijven, trouw te blijven aan onze dromen, aan onze levensdoelen is een voortdurende reflectie, evaluatie vereist. Dit vraagt om in alle rust en afstand van de dagelijkse hektiek regelmatig in de spiegel naar onszelf te kijken en ons in alle eerlijkheid de vraag te stellen hoe het met ons gaat, hoe we ons voelen, en als we daar een negatief antwoord op geven, na te gaan waardoor dat komt en als we dat hebben ontdekt, proberen wegen te vinden om daar iets aan te veranderen.

Om dit proces te kunnen doorlopen, komen we bij een eigenschap die ons als mens uniek maakt, namelijk bewustzijn. In het eerste hoofdstuk hebben we gezien dat we, doordat we bewustzijn hebben, we niet alleen reacties hebben op wat we zien, horen, ruiken, proeven en denken, maar we ook, door ‘op enige afstand’ naar onszelf te kijken, die reacties als het ware kunnen zien, weten wat we dan denken, voelen en doen en dat onder woorden kunnen brengen voor onszelf en anderen. Doordat we dan een beeld hebben van de werkelijkheid, kunnen we er ook vanuit een bepaald standpunt naar kijken, bijvoorbeeld vanuit de normen en waarden van onszelf of van anderen, of vanuit de herinneringen aan eerdere en andere situaties. Hierdoor krijgen we niet alleen een beeld van onszelf hoe we reageren in bepaalde situaties, maar kunnen we onze manier van reageren ook aanpassen, althans proberen aan te passen.

 

Bewustzijn hebben we als potentie. En net zoals andere lichamelijke en psychische mogelijkheden kunnen en moeten we deze potentie ontwikkelen om ze tot bloei te brengen als onderdeel van onze totale groei en ontwikkeling.

Bewustzijn kunnen we ontwikkelen door niet in onze zintuiglijke waarnemingen en de reacties hierop te blijven steken, maar ernaar te kijken en ze te zien en diep te ervaren. Als we boos zijn, weten we dan ook dat we boos zijn? Als we ontroerd zijn, ervaren we dat gevoel van ontroering dan ook echt, of weten we dat pas als iemand het ziet en tegen ons zegt dat we ontroerd zijn? Als we de frisse warmte van de lente voelen, ervaren we die dan ook bewust of ervaren we die pas als onze wandelgenoot zegt ‘wat een lekkere lentewarmte’? Als we kijken, zien we dan ook echt waar we naar kijken, wat ons daarin opvalt of raakt? Als we luisteren, horen we dan ook echt wat er wordt gezegd of welk geluid het is? Als we eten, proeven we dan echt wat we eten, welke kruiden erin verwerkt zijn, welke smaken we echt lekker vinden of ons doen herinneren aan onze jeugd? Als we met onze handen of huid iets voelen, ervaren we dan ook of hoe die aanraking voelt, hard, ruw of zacht, warm of koud? Voelen we echt wat we voelen of denken we daar pas over na als iemand ons ernaar vraagt?

 

Dit ‘vragen’ speelt een uiterst belangrijke rol in ons bewustwordingsproces. We hebben in hoofdstuk 3 gezien hoe belangrijk het is dat onze ouders en andere opvoeders woorden geven aan onze reacties. Als we vallen en pijn hebben, dan kunnen we aan dit gevoel pas het woord pijn geven en zeggen dat we ons pijn hebben gedaan als iemand eens of meerdere malen verwoord heeft dat dat gevoel pijn heet. We zullen bij het zien van de kleur rood die kleur nooit als rood kunnen herkennen en ze als rood benoemen als niet iemand ooit heeft gezegd dat die kleur de naam rood heeft.

Is in onze vroege jeugd het geven van woorden aan onze reacties en de omgeving van groot belang, op latere leeftijd komt daarbij het vragen naar we wat we zien, denken, voelen, ruiken, horen en proeven. Het dwingt ons bewust te worden van wat we zien, denken, voelen, ruiken, horen, proeven en voelen. Hierdoor trainen we ons bewustzijn.

 

Bewustzijn is een voorwaarde voor groei en ontwikkeling. We kunnen ons denken, voelen en gedrag alleen veranderen als we dat herkennen en erkennen. Pas dan kunnen we er een oordeel over geven en proberen een betere manier van denken, voelen en handelen te ontwikkelen. Willen we groeien en ons ontwikkelen dan is de voorwaarde dat we ons bewust zijn dat we überhaupt iets anders moeten doen, dat we een probleem hebben, dat we dat herkennen en erkennen en een helder beeld hebben van welke rol wij zelf spelen in zowel de oorzaak als de oplossing ervan.

 

Doorgaans gaat daar een fase aan vooraf, fase 1, waarin we ons niet bewust zijn, ons niet bewust willen zijn van het feit dat we iets verkeerds doen, een probleem hebben. We ontkennen, bagatelliseren het of leggen de oorzaak ervan buiten onszelf, bij anderen. Deze houding zien we bijvoorbeeld bij corona- en klimaatontkenners.

Deze houding komt vaak voort uit weerstand tegen verandering, weerstand tegen het moeten veranderen van onze denkbeelden en gedrag, van ons veilige bestaan.

 

In de daarop volgende fase 2, de bewustwordingsfase, gaan we door bijvoorbeeld de verergering van het probleem beseffen dat we wel degelijk een probleem hebben, dat we daar zelf een rol in spelen en dat we in de oplossing ervan onze verantwoordelijkheid moeten nemen. We weten echter nog niet hoe we dat concreet moeten doen.

 

In fase 3 gaan we onderzoeken wat we eventueel concreet kunnen doen om het probleem op te lossen, zoeken we hulp en steun bij mensen die deskundig zijn op het probleemgebied en formuleren we acties die binnen onze mogelijkheden liggen.

 

In fase 4 gaan we over tot concrete actie en testen een aantal mogelijke oplossingen zodat we zicht krijgen op wat voor ons de beste bijdrage is aan het oplossen van het probleem.

 

In fase 5 kijken we of onze acties succes hebben, stellen we acties eventueel bij en geven we niet op als de resultaten niet direct succesvol zijn. Terugval naar een voorafgaande fase is heel normaal. Vaak zetten we 2 stappen vooruit en 1 achteruit.

 

Samengevat: om ons gedrag te veranderen, in positieve zin te ontwikkelen, doorlopen we doorgaans een aantal fasen:

 

Fase 1: de ontkenningsfase.

Fase 2: de erkenningfase/bewustzijnsfase.

Fase 3: de verkenningsfase.

Fase 4: de actiefase.

Fase 5: de volhoudfase.

 

Het doel van het leven is groei en ontwikkeling, wat inhoudt dat dingen veranderen. Veranderingen in de natuur kenmerken zich door periodes van stabiliteit, rust, en periode van dynamiek, verandering. Dit ritme vinden we overal terug, zoals in de afwisseling van de jaargetijden, ons waak-slaaprimte, onze in- en uitademing, onze behoefte aan afwisseling van werken en afstand nemen, van strijden en rusten, van doen en laten, van naar buiten en naar binnen gekeerd zijn. Kinderen groeien niet elke dag een beetje, maar hebben zogenaamde groeistuipjes om daarna het bot de gelegenheid te geven stevig te worden en de spieren de kans te geven zich aan de groei van de botten aan te passen. Cement en beton hebben tijd nodig om uit te harden, daarom moet de betonbekisting na het storten van het beton nog even blijven staan.

Natuurlijke en dus goede veranderingenprocessen hebben hun eigen ritme en daarom is het nodig veranderingen geleidelijk, stapsgewijs te laten verlopen en met voldoende ruimte en tijd om ‘uit te harden’, om zo stabiele veranderingen teweeg te brengen.

Alles in de natuur en ook wij als fysiek en psychisch wezen zijn ingesteld op geleidelijkheid. Iets wat plots gebeurt en met een snelheid die we niet kunnen bijhouden, ervaren we als onprettig en doorgaans zelfs als bedreigend. Er is een balans nodig tussen stabiliteit en dynamiek. Is er alleen maar stabiliteit, dan is er geen groei meer en treedt er verdorring op met als uiterste de dood. Is er teveel dynamiek, teveel of te snelle groei dan verliezen wijzelf en de maatschappij onze stabiliteit en zijn we niet weerbaar tegen allerlei tegenslagen. Als we alsmaar hollen en ons uitsloven en niet voldoende rustperiodes nemen, ondermijnen we onze weerstand en raken we burnout en zijn we zowel lichamelijk als geestelijk vatbaar voor allerlei ziektes.

 

In dit hoofdstuk met als titel ‘Het vinden van onze eigen weg’ werd op zoek gegaan naar aspecten die ons helpen onze eigen weg te vinden als uniek fysiek en spiritueel wezen en de hindernissen te nemen die we hierbij tegenkomen vanuit onze verbondenheid, eenheid met onze omgeving. Het hoofdstuk eindigde met aspecten die ons kunnen helpen om, als we onze eigen weg hebben gevonden, deze trouw te blijven volgen door goed te sturen in de verschillende bochten die we tegenkomen en een afslag te nemen als de geplande weg doodloopt.

In het volgende hoofdstuk wordt gepoogd een antwoord te geven op de vraag die als titel aan dit boek is gegeven: Wie of wat ben ik?


5. Wie of wat ben ik?

 

Na al het voorafgaande is het duidelijk dat er geen eenduidig antwoord gegeven kan worden op de vraag wie of wat ik ben, net zoals het moeilijk is om een eenduidig antwoord te geven op de vraag wat een bos is. Je zou kunnen zeggen dat een bos een gebied is met dicht op elkaar staande bomen, maar dat is een te simpele antwoord. Een bos is een organisme en, zoals we in het voorafgaande gezien hebben, betekent dat het een ecologisch systeem is waarin tussen de verschillende onderdelen dynamische processen plaatsvinden zowel in als boven de grond, wat tot gevolg heeft dat een bos niet statisch is en dus niet als een statisch iets is te beschrijven. De oppervlakkige verschijningsvormen van stammen, takken en bladeren zijn alleen het zichtbare deel, de processen die er tussen en omheen plaatsvinden zijn veel groter en ingewikkelder en bepalen uiteindelijk de verschijningsvormen van het bos dat we zien. We kunnen wel zien of een bos gezond is of niet, maar niet welke processen er allemaal plaats vinden en of die goed verlopen. Of ze goed en niet goed verlopen wordt op de duur pas zichtbaar in de uiterlijke verschijningsvormen van stam, takken en bladeren.

 

Van mij en jou is ook alleen de buitenkant zichtbaar en dat wat we doen en hoe we reageren. Dat zegt wel iets over onze lichamelijk en psychische gezondheid, maar laat niets of nauwelijks iets zien van wat er zich allemaal in ons afspeelt aan allerlei soorten dynamische processen die deel uitmaken van onze natuurlijke groei en ontwikkeling.

Het is overigens de vraag of het zoeken naar een eenduidig antwoord op de vraag wie en wat we zijn zinnig is. Wat en wie we zijn verandert voortdurend. Het is veel interessanter te zoeken naar de bewegingen die er voortdurend plaatsvinden en die ons leven bepalen, die onze groei en ontwikkeling bevorderen of remmen, om zo te leren mee te bewegen met de bewegingen van het leven en inzicht te krijgen in wat ons kan helpen op onze tocht naar alsmaar verder.

 

Vanuit de voorafgaande hoofdstukken kunnen we een aantal dingen zeggen over de processen die er in en om ons heen plaatsvinden en waarvan we deel uitmaken. Op de eerste plaats dat leven in essentie groei en ontwikkeling is en dat wij hier dus zijn om als fysiek en zielwezen te groeien en dat te ontwikkelen wat we diep in onszelf aan potentie hebben.

In dat groei- en ontwikkelingsproces zijn we afhankelijk van onze omgeving. Zonder ‘de ander’ kunnen we niet ontdekken wie we zijn. Hij is onze spiegel, geeft woorden aan onze manieren van zijn en doen en draagt zijn normen en waarden op ons over. Maar we zijn hier niet om als de ander te worden maar onszelf als uniek wezen en dat vraagt om onze eigen normen en waarden en onze eigen weg te vinden. Dat vraagt een bevragende kritische houding ten aanzien van wat ons wordt voorgehouden door onze omgeving en vraagt vaak om afstand te nemen van de gangbare culturen om ons heen. Onze eigen weg vinden en gaan is dan ook deels een eenzame weg die tegen onze natuurlijke neiging ingaat om bij een groep te horen!

 

Het lopen van onze eigen weg vereist hierom doorzettingsvermogen en het leren nemen van hobbels, het overwinnen van tegenslagen én betrokken blijven bij onze omgeving omdat wij die nodig hebben en de omgeving ons nodig heeft als bouwsteen van een solide gemeenschap.

 

Helaas wordt in deze tijd naar mijn mening veel te weinig aandacht besteedt aan het weerbaar maken van kinderen. Pamperen en beschermen voor tegenslagen staat voorop en niet het leren omgaan met tegenslagen. Wat we allemaal tegenkomen bepalen we in grote mate niet zelf, maar wel de manier hoe we ermee omgaan. En we komen in ons leven ongevraagd en niet gewenst vele omstandigheden tegen die op zijn zachts gezegd niet prettig zijn. We kunnen ons het slachtoffer ervan voelen of ze als mogelijkheden zien om er leren mee om te gaan en zo de onvermijdelijke tegenslagen om te zetten in noodzakelijke levensenergie. Mensen die niet geleerd hebben om te gaan met tegenslagen kruipen doorgaans in een slachtofferrol en die werkt verlammend en remt onze groei en ontwikkeling. Willen we ons leven succesvol vormgeven, dan vereist dat zoals alle ‘scheppingsprocessen’ passie en doorzettingsvermogen.

 

Zoals we in het laatste hoofdstuk hebben gezien is reflectie onlosmakelijk verbonden met het de essentie van het leven, met onze groei en ontwikkeling. Reflectie houdt in dat we regelmatig met een open blik in de spiegel kijken en ons afvragen hoe het met ons gaat, of we nog dat doen wat we echt willen en, als dat niet het geval is, nieuwe wegen zoeken om onze levensweg op onze eigen wijze manier weer richting te geven.

 

Reflectie vereist rust en stilte en helaas is daarvoor steeds minder ruimte in onze cultuur. ‘Druk-druk’ wordt gezien als een succesvol leven. We zijn verslaafd aan prikkels en stilte en rust wordt doorgaans als onprettig en zelfs als bedreigend ervaren omdat we niet geconfronteerd willen worden met wat er allemaal aan onzekerheden en twijfels diep in onszelf aanwezig is en omdat we niet herinnerd willen worden aan alle gebeurtenissen en gevoelens die we ‘onder de mat hebben geveegd’. Vrije dagen worden dan ook ingevuld met activiteiten zoals shoppen, uitgaan, fanatiek sporten en de avonden met turen op de smartphone of streamingsdiensten. Wandelen in de natuur en andere vormen om onze geest tot rust te brengen worden niet gevoeld als ontspanning, maar als boring, saai. En dan verwonderen we ons dat mensen steeds meer uit hun evenwicht raken, overspannen, burnout en depressief raken. We leven niet het leven met zijn potentie tot groei en ontwikkeling, maar ontvluchten het.

 

Willen we groeien en ons ontwikkelen door onze eigen persoonlijke weg te lopen in het complexe geheel van beïnvloedingen vanuit onze omgeving, van onze instincten en van dat wat we hebben opgeslagen en weggestopt in ons onder- en onbewuste, dan speelt het ontwikkelen van bewustzijn een bepalende rol. Alleen het zien, het herkennen en erkennen wat al die invloeden met ons doen, of ze ons belemmeren of remmen in onze groei en ontwikkeling, maakt het mogelijk om eigen keuzes te maken hoe we ons leven vanuit onze specifieke potenties vorm kunnen geven en onze vrijheid kunnen verwerven die ons niet afhankelijk maakt van onze omgeving maar vrij. En die vrijheid is noodzakelijk om echte relaties aan te gaan met anderen omdat we dat dan doen vanuit echte betrokkenheid en niet uit afhankelijkheid, om gewaardeerd te worden. Uiteindelijk gaat het erom dat alles op deze aarde is verbonden in betrokkenheid, in eenheid, in liefde. Pas dan functioneert het geheel en wijzelf zoals het is bedoeld.

 

Ik wens ons allen groei van ons bewustzijn, onze vrijheid en onze betrokkenheid toe op weg naar dat wat onze oorsprong en ons doel is: Liefde.