Over architectuur.

Over architectuur.


We kennen allemaal de invloed van verschillende omgevingen op ons gevoel. Lopen in een kantoorwijk met rechthoekige glazen kantoorgebouwen of slenteren door een middeleeuws Frans dorpje, winkelen in een stad met rechte of kronkelende, brede of smalle straten, met grote of kleine pleinen, met gebouwen van beton en glas of van natuur- of baksteen, met hoge of lage bebouwing, met veel of weinig groen, ze geven allemaal een totaal andere beleving, een gevoel van kilheid of warmte, van verlorenheid of geborgenheid of van afstand of nabijheid. Hetzelfde geldt voor het wandelen in de natuur, in een open landschap of in een bos of in een heuvelachtig of plat gebied.

Onze ogen tasten de omgeving af, zien ruimten, vormen, materialen en kleuren die een bepaalde sfeer scheppen en die sfeer geeft ons een bepaald gevoel dat we als prettig, neutraal of onprettig ervaren. Mede hierdoor hebben we een voorkeur voor een bepaald land, streek, stad, dorp, wijk en huis.

 

De vakdisciplines die zich bezighouden met het vormgeven van landschappen, steden, gebouwen, interieurs en tuinen zijn stedebouwkundigen, landschaps-, architectuur-, interieur- en tuinarchitecten. Hun filosofieën bepalen in grote mate de omgeving waarin we wonen, werken en recreëren.

 

De traditionele architectuur werd meestal gekenmerkt door een vanzelfsprekende relatie tussen het gebouw, de manier waarop men leefde en haar natuurlijke omgeving, inclusief het heersende klimaat. Bouwmaterialen kwamen grotendeels uit de directe omgeving. En deze materialen waren bepalend voor de constructie, vorm en kleur van de gebouwen. Doordat de mensen zelf hun huizen bouwden of daar intensief bij betrokken waren, waren zij optimaal dienstbaar aan de dagelijkse activiteiten die er in verricht moesten worden. Door de sterke verbondenheid van de gebouwen met de eigen cultuur en omgeving is er over de hele wereld een enorme verscheidenheid aan architectuur te zien.

De hechte verbondenheid van woningen met hun cultuur en omgeving geldt ook voor gemeenschappelijke, openbare gebouwen zoals tempels, kerken en markthallen. Zo getuigen de katholieke kerken die de dorpen en steden in Zuid-Limburg markeren niet alleen van de christelijke cultuur van de tijd waarin ze werden gebouwd, maar laten ze ook de verschillende architectuuropvattingen zien die toen in zwang waren. Functie, cultuur en omgeving worden zichtbaar in de architectuur en deze straalt deze elementen vervolgens weer uit. Zo vertellen gebouwen als de piramiden in Egypte, de Egyptische, Griekse en Romeinse tempels, de kathedralen en moskeeën, burchten en middeleeuwse en moderne steden duizend en een verhalen over de cultuur van de periode waarin ze zijn gebouwd.

 

Wat van belang is dat we beseffen dat het landschap, de steden en gebouwen die we scheppen niet alleen een uitdrukking zijn van wat we denken, voelen en doen, maar dat ze ook ons denken, voelen en doen op hun beurt weer beïnvloeden. Mathematisch aangelegde rechte stratenpatronen met open zichtlijnen laten ons op een andere manier kijken en bewegen dan een stratenpatroon dat bochtig en kronkelig verloopt en waarin we niet verder kunnen kijken dan de volgende bocht. Overzichtelijkheid of benieuwd zijn wat er achter de volgende bocht zichtbaar wordt, geeft totaal andere belevingen die vervolgens verschillende invloeden hebben op onze fysieke, geestelijke en spirituele ontwikkeling, omdat ze op verschillende manieren een beroep doen op ons denken, voelen en bewegen, net zoals mensen die een wiskundestudie volgen andere capaciteiten trainen dan mensen die een kunstopleiding volgen en zoals bergbeklimmers andere fysieke en geestelijke kwaliteiten ontwikkelen dan bodybuilders.

Interessant is het om na te gaan hoe architectuur doorgaans tot stand komt. Iedereen heeft wel eens ervaren dat creativiteit in hoofdzaak geen rationeel proces is. Architect Ton Alberts schrijft in zijn boek ‘Een organisch bouwwerk: Architectuur en spiritualiteit’ op pagina. 122:

 

‘Intuïtie is de bron van nieuwe vindingen. Wel leidt intuïtie vervolgens vaak tot bewust genomen beslissingen. Mensen denken vaak dat architecten en wetenschappers eerst een bepaalde filosofie ontwikkelen en dan volgens die filosofie een gebouw of theorie ontwerpen, maar meestal gaat het precies omgekeerd. Je doet een ontdekking en pas achteraf word je je bewust van wat je ontdekt hebt. Vanuit die bewustwording kun je vervolgens weer een nieuwe ontdekking doen.’

 

Tijdens een van de lessen op de Academie van Bouwkunst vroeg een docent ons om een stuk papier te verdelen in twee ongelijke delen middels het trekken van een lijn en wel zodanig dat er een mooie verhouding tussen de beide delen ontstond. Toen bleek dat de meeste van ons een verdeling hadden gemaakt die voldeed aan ‘de gulden snede’, dat wil zeggen dat beide stukken zich verhouden van 1 tot 1.61803, een verhouding die in veel beroemde kunstwerken is terug te vinden.

De theorie van de gulden snede is niet bedacht en toen toegepast in de verschillende kunstvormen, maar is ontdekt na bestuderingen van onder andere de verhoudingen in eeuwenoude gebouwen. Toen ons analytisch denken zich ontwikkelde, ontdekten we dat achter schoonheid bepaalde wetmatigheden schuilgaan, zoals onder andere de gulden snede die we daarna ook bewust zijn gaan toepassen in de vormgeving op vele gebieden. Ze kwam voort uit het innerlijk weten wat schoonheid is. Creativiteit, en dus ook architectuur, kan via onze intuïtie putten uit deze bron van schoonheid.  

Onder andere in het Parthenon, de tempel gewijd aan de godin Athena op de Akropolis in Athene, is die ‘gulden verhouding’ terug te vinden. Het vooraanzicht is 1,6 keer breder dan de hoogte. De zuilen zijn 1,6 keer langer dan de te ondersteunen bovenkant. 

 

De gulden snede vinden we ook terug in de verhoudingen in de natuur, in die van planten, dieren en ook in de verhoudingen van het menselijk lichaam zoals is te zien in onderstaande figuren.

De menselijke hoofdmaten passen in het pentagram, de vijfpuntige ster, waarin de maten zich tot elkaar verhouden volgens de gulden snede zoals weergegeven in onderstaande afbeeldingen.

Vormgeving komt dus doorgaans voort uit het creatieve, intuïtieve veld, doet ons dingen ontdekken die achter de zichtbare vorm liggen, er in verscholen liggen, en speelt een belangrijke rol in de groei van ons voelen, denken en handelen.

De Oostenrijkse esotericus, schrijver, architect en filosoof Rudolf Steiner stelt dat het middeleeuwse mystieke denken dat haar basis had in het ervaren van het goddelijke, voortkwam uit de bouwvorm van de gotische kathedralen en niet andersom.

Als we de bouwgeschiedenis van kathedralen nader bekijken, zien we dat de bouwmeester daarin de leidende rol speelde. Hij was tegelijk de architect en aannemer van het project en stuurde een eigen groep van kunstenaars en werklieden aan. Men beschikte in die tijd nog niet over de precieze constructieberekeningen zoals wij die nu kennen. Bouwen was vooral uitproberen en door schade en schande leren. De bouwtijd van kathedralen en andere monumentale gebouwen duurde dan ook vaak lang mede omdat tijdens de bouw stukken van het gebouw instortten.

De ontwikkeling van de rijzige gotische bouwstijl met grote ramen kwam voort uit de drang om steeds hoger te bouwen met het gebruik van steeds minder materialen.

De grondslag van deze drang lag en ligt in de behoefte om het eigen kunnen steeds verder te ontwikkelen zoals we dat zien bij onszelf en bijvoorbeeld in het bouwen van een blokkentoren door kinderen, steeds hoger en hoger tot hij omvalt, wat ze niet erg vinden. Het is een ontdekkingstocht en leren via vallen en opstaan.

Verschillen in de romaanse en gotische bouwstijl:

Foto 1: Romaanse kerk St. Martin Fromista-Spanje.

Foto 2: Gotische kathedraal Notre Dame in Reims-Frankrijk.

 

Leven is groeien en ons ontwikkelen. Deze drang tot verdere groei en ontwikkeling werd letterlijk zichtbaar in de kathedralen, in haar rijzige en ontmaterialiserende architectuur die op haar beurt weer invloed had op het denken over de relatie van de mens met de hemel, met het bovennatuurlijke: mensen stonden met hun voeten in de aardse klei en zochten verbondenheid met het goddelijke, het bovennatuurlijke. Ze richtten zich net als de kathedralen naar de hemel.

 

Vormgeving is een scheppende kracht én stimuleert de scheppende kracht. Deze ontstaat niet in ons denken, onze hersenen, maar in onze intuïtie, het innerlijk weten dat ons onderscheidt van dieren en dat zijn basis heeft in ons spirituele zijn, in onze ziel die niet van deze aarde is, maar zijn oorsprong heeft in een niet materiële wereld en daarmee verbonden is met een niet materiële USB-stick. En net zoals we zoeken naar onze fysieke ouders als we die niet kennen, zo zoeken we ook naar de oorsprong van onze ziel, naar ‘de hemel’. En dat vraagt om het ontwikkelen van ons spirituele weten, onze intuïtie.

 

Als mens ontwikkelen we ons van baby naar volwassene en oudere, ontwikkelen we ons fysieke lichaam, onze persoonlijkheid en ons innerlijke weten, onze intuïtie door vanuit onze diepste dromen midden in het leven te staan, te studeren, te werken, ons te verbinden met mensen en dingen, problemen aan te pakken en regelmatig stil te staan en te reflecteren over ons doen en laten.

Als kind worden we gestuurd door een intuïtieve levenskracht waar we als volwassenen vertederd naar kijken maar die we in de loop van de tijd verliezen omdat we de kwetsbaarheid ervan proberen te vermijden door vooral rationeel te gaan denken waardoor onze intuïtie op de achtergrond raakt. Als we ouder en wijzer worden, ontdekken we de beperktheid van het rationele denken en omarmen we het intuïtieve weer.

Net zoals we als mens dit proces doormaken, zo is dat ook het geval bij de ontwikkeling van de mensheid als geheel. Dit proces wordt onder andere duidelijk in de ontwikkeling van de belangrijkste godsdiensten die zich ontwikkelen van een natuurlijke open verbondenheid met het bovennatuurlijke naar een meer verstandelijke en aardse gerichtheid. En omdat die aardse gerichtheid en verstandelijking uiteindelijk niet bevredigend zijn omdat we in onze oorsprong een spiritueel wezen zijn, zoeken we dan automatisch weer naar deze verloren wereld.

Er zijn pas bepaalde wetmatigheden te ontdekken in deze en andere natuurlijke processen als je ze hebt bestudeerd nadat ze je hebt meegemaakt, nadat ze hebben plaatsgevonden. Zo is geschiedenis de kennis van gebeurtenissen nadat ze plaats hebben gevonden. Dus inzicht en kennis ontstaat pas nadat iets is gebeurd, is bekeken en geanalyseerd. De groeikracht van de lente kunnen we pas zien en ervaren en kan ons pas inspireren tot nieuw gedrag als we de blad- en bloemknoppen hebben zien openbarsten. En natuurlijke groei en ontwikkeling hebben hun eigen processen en tijdsverloop. We kunnen natuurlijke groei niet dwingen, alleen bevorderen door er optimale omstandigheden voor te scheppen. We kunnen de groei van planten alleen bevorderen door er goede omstandigheden voor te scheppen.

Al onze uitingen in woorden en daden hebben invloed. Zo kan en moet ook de architectuur een belangrijke bijdrage leveren aan een manier van leven die onze eigen groei en ontwikkeling en die van de maatschappij optimaal mogelijk maakt door het scheppen van goede binnen- en buitenruimten, vormen en kleuren die onze groei en dagelijkse activiteiten optimaal ondersteunen zoals de gewone huis- en tuinactiviteiten, ons werken en recreëren.

 

De beschreven processen over onze groei en ontwikkeling als mens, godsdiensten en de maatschappij gelden ook voor de ontwikkeling van de architectuur omdat deze niet los staat van ons handelen als mens en maatschappij. Als mensen veranderen, verandert de maatschappij en de architectuur die voorkomt uit het veranderende denken en handelen. De architectuurgeschiedenis heeft ons dan ook niet alleen inzicht gegeven in bepaalde architectuurstromingen en de veelheid aan vormgeving, maar ook in de culturen en bewustzijnsfasen waarvan ze deel uitmaakten omdat er eeuwenlang een vanzelfsprekende relatie was tussen de mens, natuur en cultuur. Deze is voor de moderne mens verloren gegaan. Belangrijk is het om te beseffen dat die vroegere vanzelfsprekende relatie, verbondenheid niet het resultaat was van een vrije keuze. Mensen beschikten in gedachten en daden echter nog niet over de mogelijkheden om zich eraan te onttrekken. Bouw- en andere tradities werden van generatie op generatie overgeleverd en ontwikkelden zich maar langzaam. Men groeide binnen een bepaalde traditie op en zette die voort. Het individu kende nog nauwelijks een eigen identiteit en dus ook niet zijn eigen invulling van het leven.

Pas door de ontwikkeling van de natuurwetenschappen, de techniek en het individuele bewustzijn en denken nam de gebondenheid aan de plaatselijke tradities en dus ook van de plaatselijke bouwstijl af en kreeg de individuele creativiteit ruimte. Daarmee ging echter ook de vanzelfsprekende samenhang tussen de mens, natuur en cultuur, inclusief de religie, verloren. De 19de eeuw vormt hierin het scharnierpunt. Met name in deze eeuw zien we een veelheid aan bouwstijlen ontstaan als gevolg van de beschreven ontwikkelingen.

 

De huidige tijd vraagt een eigentijdse visie op steden- en woningbouw vanwege het enorme woningtekort, een niet inspirerende woonomgeving met een verslechterende lucht- en omgevingskwaliteit, de klimaatcrisis, de ongelijkheid in kansen en welvaart, slechte afstemming van vraag en aanbod op de woningmarkt, de grondstoffenschaarste en hoge productiekosten.

Het is dan ook noodzakelijk na te gaan welke bijdrage architectuur kan leveren aan de oplossing van een aantal van deze problemen vanuit haar primaire gerichtheid op de alledaagse kwaliteit van het wonen, werken, verblijven en het recreëren van mensen. Belangrijke algemene doelstelling zouden dan ook moeten zijn:

 

  1. Bouwen met zorg voor natuur en milieu.
  2. Het ondersteunen van gezondheid en levensprocessen.
  3. Aandacht voor zintuigindrukken en belevingswaarden.
  4. Bouwen als een sociaal proces.

 

Een gedetailleerde uitwerking van deze doelstellingen is te vinden in het boek ‘Organische architectuur: Over de invloed van vormen’. Voor inlichtingen over de inhoud en bestelwijze, ga naar ‘Winkel’ in hoofdmenu.